Ilja Repin, “Rustpauze”, 1892 |
De houthakker kapt,
De boom valt op de grond,
De vogel klapt
Zijn vleugels in het rond.
De jager schiet
De kogels in de lucht,
Zodra hij ziet
De vogel in zijn vlucht.
De vogel valt
Naar onder in het dal,
De bunzing rent
En loopt dan in de val.
Ik heb geen weet
Van wat men zelden ziet,
Van al het leed
Ik weet dat alles niet.
Ik weet alleen
Van alles in mijn hart.
Soms voel ik iets van spleen,
Soms raak ik wat verward.
Ik kan het zo niet helpen,
Het zal zo moeten zijn.
Mijn hart is niet te stelpen,
Maar doet toch zelden
Zo vreselijk pijn.
Hoe weinig het me doet,
Het zit niet in mijn hoofd.
Ik blok het als het moet
En houd mezelf verdoofd.
Stil geweerd,
Zoals ik heb geleerd.