Labels

zaterdag 5 januari 2019

Van Goghs “Le Moulin de blute-fin”, eerherstel voor Hannema


Vincent van Gogh, “Le Moulin de blute-fin”, 1886,
55,2 x 38 cm, Museum de Fundatie, Zwolle

Na uitgebreid onderzoek door het Van Gogh Museum werd “Le Moulin de blute-fin” in 2010 toegeschreven aan Vincent van Gogh. Het schilderij was in 1975 bij kunsthandel Hein te Parijs gekocht door Dirk Hannema voor het luttele bedrag van 5000 gulden. Hij verzekerde het werk direct voor zestien keer de aankoopwaarde, direct ervan overtuigd dat hij een echte Van Gogh op de kop had getikt. In 1984 overleed hij zonder dat zijn claim werd erkend. Zelfs toen zou het nog meer dan vijfentwintig jaar duren voor hij gelijk kreeg.

Dirk Hannema was niet de eerste de beste. Geboren in Batavia in een hooggeplaatste en vermogende familie, keerde het gezin in 1900 terug naar het Den Haag van Couperus, waar zijn moeder een kunstenaarssalon hield. Op amper zesentwintigjarige leeftijd werd hij directeur van het Rotterdamse Museum Boijmans. Samen met onder andere Abraham Bredius maakte vooral naam als een der “ontvankelijken”, kunstkenners met een onfeilbaar oog bij het beoordelen van kunstwerken die zich nieuw aandienden op de markt. Ze lieten zich daarbij meer leiden door intuïtie en “aangeboren gevoel voor kwaliteit” dan door kritische analyse en wetenschappelijk onderzoek. Hun grote reputatie viel echter volledig aan diggelen na de verkeerde beoordeling van “De Emmausgangers”, een vervalsing van Han van Meegeren dat door Hannema en Bredius voor een echte Vermeer werd aangezien. Zelfs nadat dit door Van Meegeren zelf was toegegeven, bleef Hannema volhouden dat het om een echte Vermeer ging, waarmee hij zich volstrekt ongeloofwaardig en schier belachelijk maakte. Toen hij na de oorlog vanwege samenwerken met de bezetter na korte internering niet meer terug mocht keren als museumdirecteur legde hij zich vooral toe op kunstverzamelen, waarbij hij het tot een sport maakte om onontdekte meesterwerken op de kop te tikken. Diverse keren ging hij opnieuw de mist in. Zeven andere werken zag hij opnieuw voor Vermeers aan, geobsedeerd als hij was van de grote meester. Geen enkele door wie dan ook erkend. Af en toe zag hij ze vliegen, zou je kunnen zeggen, maar niet altijd dus. Het molengezicht van Van Gogh bleek echt, dus toch. De waarde doe het werk nu draagt volstaat om zijn volledige handel postuum grof winstgevend te maken. Als je het maar vaak genoeg probeert hoeft er maar eentje te volstaan.

Hannema was een eigenaardige figuur, een einzelgänger die zich van niemand iets aantrok, iemand die weinig mensen om zich heen duldde en niet makkelijk was in de omgang. Er is een mooie biografie van hem geschreven. In al zijn eigengereidheid is hij me op een of andere manier echter altijd sympathiek geweest: Hannema tegen de hele wereld. Een soort Don Quichotte, waarvan ik de windmolen herken in het schilderij van Van Gogh. Ik ben blij voor hem dat hij met zijn “Moulin” postuum toch een beetje gerehabiliteerd is. Ik hoor hem grijnzen in zijn graf, of mopperen liever. Terecht of niet teecht.

Het is vreemd gesteld in de kunstwereld. Zouden de pseudo-Vermeers van Hannema zoveel mooier en bewonderenswaardiger zijn geweest als het échte Vermeers waren gebleken? Van de andere kant, zoals Hannema aan zijn water voelde dat ze wél echt waren voel ik aan mijn water dat ze het niét zijn. Ze zijn clichématig, minder harmonisch, minder verfijnd, gewoon minder bijzonder, in alle opzichten. Maar dat geldt niet voor “Le Moulin de blute-fin”. Hoeveel kunstkenners hebben al vóór 2010 waarlijk willen zien welk een pracht dat werk in zich draagt, welk een vreugdevolle verwachting het uitstraalt, uniek voor Vincent, maar ook los van Vincent, los van de waarde, geheel in zichzelf. Ik zou het gezien hebben, zeker weten.


Hannema in zijn “Vermeer-kamertje”.
In zijn beleving hingen er meer Vermeers dan  in welk
Ander museum terwereld ook, mee dan in alle
Nederlandse musea bij elkaar.


Hannema voor een van zijn psudo-Vermeers:
“De schilder met zijn vrouw Catharina Bolnes en hun twee kinderen”.
Het werk wordt breed toegeschrven aan Jörgen Ovens, maar
Hannema is tot het laatst toe blijven geloven dat het een Vermeer betrof.