Labels

vrijdag 28 juni 2019

Spiegelgeluk


Morisot, “Dans la Salle à manger”, 1886

Wanneer kun je zeggen dat je gelukkig bent? Geluk is de afwezigheid van ongeluk, wordt wel eens beweerd, maar dat is te makkelijk. Niet voldoende. Soms heb je momenten dat je weet: als ik hier later aan terugdenk zal ik beseffen dat ik toen gelukkig was. Misschien kun je alleen gelukkig zijn via de spiegel, als ultiem platonisch idee.

Als je vakantiefoto’s terugkijkt lijkt het doorgaans mooier dan de werkelijkheid was, gelukkiger. Je ziet jezelf en de jouwen weer staan bij dat prachtige uitzicht over de kliffen, met een cocktail in de zon op het strand, een grote pizza eten op het terras en alles lijkt precies zoals het zijn moet. Dat je toen net wat buikpijn had, de kinderen lastig waren, het eten niet helemaal warm was, dat weet je niet meer op de foto’s.

Het is een mooie zomeravond. Ik zit bij mijn tuin met een biertje in de nog warme dalende zon. Er staan mooie dingen te gebeuren in mijn leven. Ik heb geen buikpijn, er zijn geen irritaties, het eten was heerlijk. Ben ik gelukkig? Laten we hopen dat het zo blijft! Dan maken we later wel een keer de balans op!

donderdag 27 juni 2019

Wat telt is de schoonheid


Rodin, “Danseuse au Voiles”, 1900


                                                   Waaraan
                                                                           moet ik meten?
                                                   Waarvan
                                                                           zal ik weten?

                                                   Waarom voel ik splenende spijt?


                                                   Wie zoekt naar de waarheid
                                                                           die steeds wordt verzaakt?

                                                   Wat telt is de schoonheid,
                                                                           De leugen geraakt
                                                                                                          In het hart
                                                                                                          Van de tijd

                                                   In het hart van de tijd.


woensdag 26 juni 2019

Monica Bellucci door Bettina Rheims




Bettina Rheims (1952) is een uitzonderlijk fotografe. Met haar provocatieve erotische glamourfoto’s valt ze in de categorie Helmut Newton. In 1999 zei ze over haar werk: “Ich bin eine Frau, ich bin auch Feministin. Ich mache Fotos mit Frauen und für Frauen. Nie würde ich meine Modelle zu etwas zwingen, von dem ich nicht wollte, dass man es mit mir täte. Mein Blick auf Frauen ist nicht voyeuristisch und nicht männlich. Es sind übrigens vor allem Frauen, die meine Bilder mögen. Vermutlich, weil auf ihnen das Sexuelle verbunden ist mit Vergnügen und nicht mit Schmerz wie sonst oft in der Kunst.”

Monica Bellucci is een uitzonderlijk model. De combinatie met Rheims levert uitzonderlijk mooie foto’s op. Ik kan daar uren naar kijken, verbonden met mijn eigen genoegen. Ik hoop dat het mag van Bettina. Vast wel van Monica, lijkt me. Ben ook maar een man, uiteindelijk.





 



dinsdag 25 juni 2019

Konrad Klapheck, “De schoonmoeder”


Konrad Klapheck, “De schoonmoeder”, eigen titel, 100 x 100 cm, privé collectie

Konrad Klapheck (1935) is een Duits conceptueel kunstschilder die opvalt door zijn repetitieve onderwerpskeuzes.  Hij creëert een illusie van de ideale wereld door een perfecte, bijna surrealistische weergave, zoals Comte de Lautréamont het bedoelde in zijn “les Chants de Maldoror”. Doorgaans schildert hij gebruiksvoorwerpen, waaraan hij door toevoeging van aan personen refererende titels humane kenmerken verleende. Het zijn wisselwerkingen tussen eigen primaire associaties en verbeeldingen van diepgewortelde verlangens en angsten. Tegelijkertijd creëert hij afstand door zijn perfectie, hoe dichtbij het ook komt.

De hierboven afgebeelde naaimachine heeft van Klapheck een titel meegekregen die ik hier niet ga noemen. Ik heb het mijn eigen titel gegeven, meer passend bij mijn eigen gevoelens en gedachten: “De schoonmoeder”. Een gevoel van de jaren vijftig, tijdsbeeld van de armoedige vooruitgang en de zelfgemaakte kleren. Van een gestrenge degelijkheid en doorgaan. Eigengereidheid. Bazig dominant, zonder feminisme. Zo zie ik ze nog steeds, met toegenomen sympathie, die ik terugzie in dit werk. Zo weet je weer waar ze vandaan komt. Het verbindt ons heden met haar verleden.

Met Klaphecks werken kun je dat steeds doen: zelf titels verlenen, passend bij je eigen emotie. Nog maar een paar van zijn schilderijen hier beneden, zonder titel uiteraard. Leuk spelletje. Met een beetje googelen kun je nog avonden doorgaan.







maandag 24 juni 2019

Julian Wasser, “Duchamp playing Chess with a Nude”


Julian Wasser, “Duchamp playing Chess with a Nude”, 1963

Ook als je niks van kunst weet en niet weet wie Marcel Duchamp is, zie je meteen dat dit een uitzonderlijke foto is. Het is Duchamp, in 1963.de 76-jarige zit in een degelijk zwart kostuum aan een sobere houten tafel schaak te spelen met een Eve Babitz, een 20-jarige studente kunstgeschiedenis die later carrière zou maken als provocatief schrijfster. Plaats van handeling is het Pasadena Art Museum in Los Angeles, waar Duchamp op het punt stond zijn eerste retrospectieve expositie te openen. Babitz stond bekend als een “party-animal”, “groupie”, en was op dat moment het liefje van curator Walter Hopps. Ze was het petekind van Igor Stravinski, voor wat het waard is.

Voorafgaand aan de Duchamp-tentoonstelling stond een fotosessie gepland, waarvoor kunst- en nieuwsfotograaf Julian Wasser was aangezocht. Aanvankelijk was het idee om Duchamps bekende werk “Naakt, een trap afdalend” (1911) in een foto te vangen met Babitz als model, maar toen ze daar niet goed uitkwamen bedachten ze dat ze dat het misschien wel aardig zou zijn haar naakt met Duchamp op de foto te zetten terwijl ze schaak speelden. Duchamp was een verwoed en gerenommeerd schaakspeler en was even verderop aan een tafeltje bezig met een schaakprobleem. Het zou een iconische foto blijken exemplarisch voor de vrijgevochten kunstwereld uit de jaren zestig in California. Tevens lanceerde de foto de carrière van Babitz. Binnen de degelijkheid van de jaren zestig veroorzaakte het een schok, die vergelijkbaar was met de verschijning van Phil Bloom op de Nederlandse TV, een paar jaar later.

Dit voor de informatie. Ik blijf nog even zitten met de vraag waarom de foto mij meer dan een halve eeuw later nog steeds volledig pakt, direct. Ik liep er er toevallig tegenaan en blijf er uren aan hangen. Natuurlijk zijn het de ongewone combinaties, de tegengestelde symmetrie, de naakte jonge studente en de degelijke oude man in het somber-donkere pak. En de omgeving van het museum met de schaakspelende personen, die niets opmerken van wat hen omringt. De serieuze geobsedeerdheid van de twee personen met het schaakspel. Die van Duchamp was niet gespeeld, Babitz kon zelf heel behoorlijk schaken. Dat lees ik achteraf, maar dat voel je al bij het aanschouwen. Het intrigeert. Ze lijken beide het bijzondere van de situatie niet in de gaten te hebben. Ik lees wat over Babitz, die later tal van relaties met beroemdheden zou hebben, Jim Morrison, Harrison Ford. Duchamp was toen al dood. Deze foto is er nog steeds. Met net zoveel kunstwaarde als zijn beeldende werken. Maar je mag er ook om glimlachen!


zondag 23 juni 2019

Marcuse en een veranderderd inzicht


Sisley, “Vue du Canal Saint-Martin”, 1870

Herbert Marcuse was de goeroe uit de jaren zestig, een tijd die ik voor mijn gevoel net heb gemist, hetgeen me lang gespeten heeft. Begin jaren tachtig schreef ik nog een paar stukjes in De Vrije Gedachte, maar toen was het al te laat.

Marcuse was de verkondiger van de ultieme individuele vrijheid. “Dare to be different” was zijn credo. Ik herinner me ooit iets te hebben gelezen over een polemiek die hij voerde met de Amerikaanse psychoanalytica Karen Horney (hoe verzin zo’n naam, stripboek). Marcuse verweet de psychoanalytici in zijn algemeenheid dat ze er alleen maar op uit waren iedereen terug op het pad van de middenmoot te krijgen. “Mainstream” was norm. Afwijkend gedrag was lastig, moest worden behandeld. Waanzin, vond Marcuse.

Ik werk al bijna dertig jaar in de GGz. Tegenwoordig behandel ik zelfs weer een beetje. Marcuse heeft gelijk, in zekere zin, natuurlijk. De psychiatrie is erop gericht om mensen te normaliseren. Vraag is echter wat de mensen werkelijk drijft. Vraag iemand met ernstig psychiatrische aandoening wat hij of zij het liefste wil dan krijg je te horen: huisje-boompje-beestje, een gewone relatie. Mensen willen rust in hun hoofd. Tom Cruise zei ooit: mensen met een psychose “are just in another state of mind”. Tom Cruise heeft geen notie van menselijk leiden, Marcuse geen notie van de menselijke natuur.

Enfin. Norbert Elias wees er al op dat een samenleving alleen maar kan functioneren bij de gratie van aanpassing, normalisatie, de grijze middenmoot, zo je wilt. Hij heeft gelijk. Ook in de samenleving is een zekere rust geboden. Marcuse had ook gelijk, op zijn manier, maar zijn waarheid vertelt hooguit de helft. Repressieve tolerantie is ook een vorm van tolerantie, uiteindelijk. Misschien wel de beste, zegt ik veertig jaar later. Dat heb ik dan weer geleerd.

zaterdag 22 juni 2019

Door het hart van de tijd


Monet, “De brug bij Argenteuil”, 1874

Zaterdagochtend. Ik ben vroeg wakker, kom beneden, en de zon schijnt al stevig naar binnen. Ik open de tuindeuren en vanuit mijn terras kijk ik over het water. Op de voorgrond schuifelt een duif wat doelloos door het gras. Een nieuwe dag staat te beginnen, kalm, een beetje heiig, passend eigenlijk beter bij de avond en de stilte.

Ik kreeg een brief over mijn pensionering. Ik moet nog even, maar als ik bereid ben op een houtje te bijten kan ik met zestig al stoppen. Het zet je aan het denken, allemaal. Soms met een vreugdevolle verwachting, soms met angst. Het leven is kort. Sommigen zijn je al ontvallen. De langste dag is weer geweest, inmiddels voor de zestigste keer.

Toen ik nog thuis bij mijn ouders woonde hadden we een oudere buurman, Harry Corstjens. Ik weet nog dat ik als jongetje Harry tegen mijn vader hoorde zeggen: “jaja, nu gaan we weer naar kerstmis opaan”. De zomer moest nog beginnen. Het staat me bij dat ik die uitspraak toen al op een vage manier deprimerend vond klinken. Nu pas begin in het voorzichtig te begrijpen.

Zoals de zon door de eeuwigheid
dagelijks schrijdt,
Door het hart van de tijd,
Door het hart van de tijd.


vrijdag 21 juni 2019

Barbertje in Nederland


Manet, “De executie van Maximiliaan”, 1868

Deze week werden vier Russen aangeklaagd voor moord op de inzittenden van de MH17. Het enige dat aannemelijk kon worden gemaakt was dat ze in een oorlogssituatie, of in elk geval tijdens een ernstig gewapend conflict, betrokken zijn geweest bij een militair transport. Op geen enkele wijze werd aangetoond dat ze wisten dat de raket ook gebruikt ging worden, of waarvoor, laat staan dat ze wisten dat er een burgervliegtuig mee neergehaald zou worden, wat niet eens de intentie was. Ze deden gewoon wat uit hoofde van hun werk moest gebeuren: de raket verplaatsen.

Er zijn vast ook Nederlandse commandanten die opdracht hebben gegeven tot verplaatsing van militair materieel. Laten we hopen dat er nooit mee geschoten is, of wie dan ook mee gedood. Laat degene die de raket heeft laten maken maar hopen dat het hier verder stopt, op dit punt.

Natuurlijk zijn we verplicht aan de nabestaanden om betrokkenen ter verantwoording te roepen. Maar laten we wel een beetje afstand houden, objectief blijven. Dit doet de zaak meer kwaad dan goed. Met stijgende verbazing zag ik de hele Nederlandse media er achteraan lopen. Poetin lacht zich rot. We zijn hier net zo erg.

Ik maak me niet zo snel druk om de actualiteit, niet op mijn blog, maar dit wilde ik vandaag toch even kwijt. Vanwege mijn ongeloof. Barbertje in Nederland! Hoe klein we soms zijn.

donderdag 20 juni 2019

Jeff Koons, Pink Panther


Jeff Koons, Pink Panther, 1988, geglazuurd porselein,
104.1 x 52 x 48.2 cm, Museum of Modern Art, NY

Jeff Koons (1955) is misschien wel de meest controversiële kunstenaar van deze tijd. Zijn werken breken volledig met de klassieke concepties van wat kunst zou moeten zijn. Hij speelt met elementen van kitsch, platte banaliteit en zelfs pornografie, waarbij hij zich beweegt op het breukvlak van het artificiële en hyper-realiteit. Altijd ontleend hij zijn figuren uit het dagelijkse leven, ingesteld op materialisme, genot en plezier, doorgaans kleurrijk, glimmend, altijd op groot formaat. Alles lijkt te spotten met goede smaak.

Pink Panther” toont een Op Jane Mansfield geïnspireerde vrouwenfiguur met juxtapositioneel over haar schouder hangend een pop van de roze panter. De dame is halfnaakt en houdt haar rechterhand voor haar blote rechterborst. Ze kijkt weg naar rechts met een zwoele blik. De roze panter kijkt triestig over haar schouder weg, een arm achter op haar rug. Het geheel refereert aan de jaren vijftig Hollywood-fantasieën, versterkt door de licht-zoete verzadigde kleuren. Het werk werd vervaardigd in kostbaar glimmend porselein en kon zo uit een woonwagen komen, ware het niet zo groot. Verder is er nauwelijks iets te zeggen. Zelf zij Koons erover: ""Pink Panther is about masturbation. I don't know what she would be doing with the Pink Panther other than taking it home to masturbate with it". Niet meer dan dat. De symboliek is niet anders dan wat ons tegemoet treedt in het dagelijks leven, wat we er zelf van willen maken. En vooral niet te serieus alsjeblief.

Koons presenteerde het werk in 1988 in de Sonnabend Gallery in New York op een tentoonstelling getiteld “Banality”. Het publiek leek geschokt en dat was precies wat hij wilde: provoceren. Het werk van Koons roept echter ook vragen op: wat is kunst? Wat is kitsch? Kunst is uniek, enig, kitsch refereert aan massaproductie, sentimentaliteit, een lager niveau van schoonheidsbeleving. Maar wie bepaalt wat in welke categorie hoort? Koons spot met de pedant-verheven gevoelens van de kunstwereld. In 2019 werd zijn werk “Rabbit” verkocht voor 91,1 miljoen dollar, het hoogste bedrag ooit betaald voor het werk van een nog levende kunstenaar. Ik bedoel maar.




dinsdag 18 juni 2019

Gelukkig


Bougereau, “Nymfen en een Sater”, 1873 


                                                          Je leven
                                                          Is het enige leven
                                                          Dat je gekregen
                                                          Laat het niet
                                                          Verzinken in nederigheid
                                                          In onderwerping
                                                          Steeds gezwegen.

                                                          Ergens daar
                                                          Is de weg naar buiten
                                                          Zie ik kansen
                                                          Zie ik licht,

                                                          Maar ik weet
                                                          Dat ik toch wel blijf zitten
                                                          Al veel te lang geleden
                                                          Ben ik definitief gezwicht.

                                                          Gelukkig.



maandag 17 juni 2019

Dromen van Stevie Nicks




“If you are gracious, you have won the game”, zei ze ooit. Daarmee had ze het bij het juiste eind.

In die tijd was muziek belangrijk voor mij, voor het stroomlijnen van mijn emoties. Ik trok een strakke streep tussen muziek die kon en niet kon. Stevie Nicks (1948) maakte Fleetwood Mac acceptabel voor mij, nadat ik eerder fan was van de Peter Green-samenstelling. Nu hoor ik dat de kwaliteit van Rumours en Tusk die van het oude bleuswerk misschien wel overstijgt, los van de dromerige ogen van Stevie.

Stevie stond vorige week met haar kompanen op Pinkpop, 71 jaar oud, 42 jaar na het verschijnen van Rumours, 42 jaar na mijn eerste Pinkpop. De muziek doet het nog steeds, de verschijning niet meer. En die was toch minstens zo belangrijk, voor mij althans. Ik blijf moeite houden met al die gepensioneerde rocksterren. Het effect neemt af. De droom is voorbij.

Maar gelukkig hebben we de foto’s nog, uit de magische tijd van Rumours. Terwijl ik het album start op Spotify breng ik me terug in de tijd, 42 jaar, einde middelbare school, dromend van mooie meisjes, dromend van Stevie Nicks. Met terugwerkende kracht weer verliefd.


 


 


zondag 16 juni 2019

Dylan en Cohen


Costa, “Concert”, 1485-1495

Leonard Cohen was een gewaardeerd schrijver-dichter reeds voor hij begon met zingen en liedjes schrijven. Ik las ooit dat hij daartoe werd aangezet na het beluisteren van Bob Dylan. Hij concludeerde dat de teksten van Dylan dubbel aan kracht wonnen door ze op muziek te zetten en besloot dat ook zelf zo te gaan doen. Met succes! Cohen sleepte me, liggend op de bank, door menige depressieve adolescentenbui.

Dylan won een paar jaar geleden de Nobelprijs. In de winkels lagen boeken te koop met zijn songteksten. Ik keek ze in, maar vond en vind nog steeds dat je die boeken niet moet kopen. Dylans teksten zonder muziek zijn geen Nobelprijs waard. Die van Cohen wel. Die hebben een poëtische kracht in zichzelf waar Dylan niet bij komt. Cohen is dood. Hij kan geen prijzen meer krijgen. Zoals de Nobelprijsjury wel vaker te laat is geweest.

Some women wait for Jesus, and some women wait for Cain
So I hang upon my altar
And I hoist my axe again.
And I take the one who finds me back to where it all began
When Jesus was the honeymoon
And Cain was just the man.
And we read from pleasant Bibles that are bound in blood and skin
That the wilderness is gathering
All its children back again.


(Uit: Last Year’s Man, 1970)

zaterdag 15 juni 2019

Andy Warhol en Debbie Harry, 1980


Warhol fotografeert Harry voor zijn zeefdrukken, New York, 1980

Warhol was de meester van de sterrencultus. Hij kon beroemdheden verheffen tot de iconenstatus, naar een bovenaardse sfeer, op grond van de macht van het beeld. Daarmee trof hij de zenuw van de moderne (pop) cultuur. Refererend aan de glamour en sterrenstatus, dat de mythe voortbrengt en tegelijk consumeert, weet hij tegelijkertijd een zekere tragiek te raken. Ook bij Debby Harry. Had ook ik dat niet al lang gezien in haar ogen?

Een met de foto neergezette nabijheid blijft gestileerd en afstandelijk. Warhol brengt haar echter terug naar de kijker, terug ook naar mij. De herhaling zet zich diep in het brein, blijft hangen, als in de reclame. Warhol creëert een nieuwe persoonlijkheid, als neerslag van ieders voorstelling en wensen. Van mijn eigen voorstelling en wensen. Ook ik ben een kind van mijn tijd. Niet meer dan dat!






 

 





vrijdag 14 juni 2019

Debbie Harry door Chris Stein


Debbie Harry door Chris Stein, 1978


Eind jaren zeventig bestond het woord nog niet, maar had ik in Blondie een “guilty pleasure”. Ik vond de muziek stiekem leuk, die beurde me op, maar vooral voor frontvrouw Debbie Harry had ik een zwak. Erotiserend, artistiek, onafhankelijk, wat ouder ook: een uitstraling die ik nog steeds associeer met de toenmalige tijdsgeest en mijn adolescententijd. De droomvrouw uit een wereld die ik uiteindelijk nooit heb betreden. One way, or another / I’m gonna find you, zong ik. Het was een tijd van dromen. We dachten nog alles te kunnen vinden.

Ik had best huisvrouw kunnen zijn, zei Debbie Harry ooit, toen ze samen met haar gitarist en partner Chris Stein werd geïnterviewd: ik heb volgens mij ook wel een paar keer gestofzuigd. Dat zijn bijna literaire uitspraken, uitspraken waarvoor ik nog steeds bezwijk. Chris Stein was al net zo artistiek onderlegd als zijzelf en toonde zich een getalenteerd fotograaf. De foto’s op deze pagina zijn uit zijn camera en tonen zijn liefde. Hij was bevriend met Andy Warhol en exposeert nog steeds. Op Marktplaats kocht ik zijn fotoboek van Blondie.

Met Debbie Harry is het in artistiek opzicht wat minder gegaan. Een jaar of tien gelden zag ik haar nog eens op een klein popfestival in de buurt. Dat werd een voorspelbare deceptie, zoals ik dat eerder ook al eens bij Roxy Music had ervaren. De elektrificatie was eraf. Niet alles houdt stand. Debbie was ooit een icoon, een beeldmerk, gekoppeld aan een periode. Soms moet je tegen zo iemand kunnen zeggen dat ze maar beter kan stoppen. Zolang ze maar niet gaat stofzuigen of zo, of huisvrouw wil worden. Zolang het beeld maar niet bezoedelt.


 
 “Hangin on the Telephone” 

  
Met Andy Warhol, 1980


dinsdag 11 juni 2019

Nazi-kunst avant-la-lettre

Franz Linkhorst, Duitse ambassade, St. Petersburg, 1913.
Trots als ze zijn, anderhalf jaar later lag de beeldengroep aan diggelen.

Bij het zien van bovenstaande afbeelding denk je aan de klassieke totalitaire kunst van Hitlers Nazi-Duitsland. Niets bleek minder waar: de foto was genomen begin 1913 in het centrum van St. Petersburg. Het enorme beeldhouwwerk werd er geplaatst op het dak van de Duitse ambassade aan het St. Isaaksplein.

De Duitse ambassade was er sinds 1909 gevestigd in en gigantisch negentiende eeuws herenhuis in empire-stijl, gebouwd door Vladimir Stasov. Duitsland trok direct 1,7 miljoen roebel uit om het door architect Peter Behrens te laten herbouwen in de neo-classicistische stijl, met een uitstraling van Duitse nationale trots. Herrschaftsarchitectur. Buitenlandse zaken verordonneerde dat het zich moest “verheffen boven alle gebouwen in St. Petersburg”.


Toen het gebouw op 27 januari 1913 (de verjaardag van Willen II) uit de stijgers ging was de Petersburgse bevolking geschokt door de kille, massieve en volgens vele smakeloze bouwstijl, zo midden in het stadscentrum. Ook werd het, mede door de gigantische door Mies van der Rohe geconstrueerde pilasters, ervaren als provocerend militaristisch.


De Duitse ambassade in Petersburg,
rond 1913, met de beeldengroep.
Misschien meer nog dan door het gebouw zelf werd afschuw uitgesproken over het bronzen beeldhouwwerk van Eberhard Enke, dat hoog prijkte op het dak van het bouwwerk. Het beeldde twee krachtige paarden uit, geflankeerd door twee gespierde krijgers met strenge Teutoonse gezichten. Het was geïnspireerd op de Castor en Pollux legende, beogend de Duitse eenheid symboliseren. De beeldengroep was gegoten in de fabrieken van Loewy in Berlijn en het was een enorme onderneming op het naar St. Petersburg en vervolgens op het gebouw van het dak. Bovenstaande foto is gemaakt direct na plaatsing, met de overgekomen directeur van Loewy in het midden.

Toen ruim een jaar later, in augustus 1914, de Eerste Wereldoorlog uitbrak bezette een patriottisch Russische menigte direct de Duitse ambassade en wierpen de beeldengroep onder luid gejoel van het dak naar beneden. Het belichaamde voor hen de verafschuwde Duitse geest. Delen van de brokstukken verdwenen in de Moskva, zo luiden de dagjournaals, resterende delen werden op last van de politie afgevoerd, niet bekend waar naartoe.

God weet of die brokstukken, misschien wel hele paarden, komen ooit nog ergens uit de krochten van het duistere Rusland naar boven, zoals ook de in 1945 in beslag genomen vergelijkbare paarden recent nog bleken te bestaan. Dat zou me allemaal niet eens meer verbazen. Wat wel verbazend is zo duidelijk te kunnen constateren dat die Duitse geest die wij allemaal zo aan Het nazisme verbinden twintig jaar voor het begin van het Duitse rijk al precies zo bestond als in de gedachten van Albert Speer. Niks komt zomaar,ineens. Niks verdwijnt zomaar, ineens. Het door Behrens gebouwde gebouw, met de pilasters van Van der Rohe, staat er nog steeds. Ik las dat er een groep enthousiastelingen was die geld bijeen wilden brengen om er weer eenzelfde beeldhouwwerk op te zetten. Ook de geest is nog niet helemaal verdwenen, blijkbaar.


Mooi verhaal. Mooie foto.


maandag 10 juni 2019

Khnopff, “De hortensia”, 1884

Wie ken je echt? Wie kent jou?

Insula Dei, schreef Nescio boven een verhaal. We hebben allemaal ons eilandje, eiland van God.

Ik heb al vroeg geleerd dingen voor mezelf te houden. Ik groeide in een arbeidersdorp, tussen vriendjes die nooit lazen. Wat moest ik dan enthousiast vertellen over wat ik gelezen had. Ze draaiden ook andere muziek, voor zover ze serieus naar muziek luisterden. Dus ook mijn plaatjes draaide ik alleen. Thuis werd over hogere gevoelens ook nooit gesproken. Het is er vroeg ingesleten.

Het is er nooit meer uitgegaan. Ik heb veel gelezen, veel geschreven, naar kunst gekeken, maar weinig gedeeld. Niet dit soort dingen. Ik wil er anderen niet mee lastig vallen, denk ik. Als ik op vakantie ben hoeft niemand mee naar het museum. Er zijn weinig mensen bij wie ik boeken aanprijs. Over dit soort dingen is vaak weinig radiocontact. Je krijgt het niet uitgelegd, is mijn ervaring. Een hoogst enkele keer misschien. Die mensen geef ik het webadres van dit blog. Dan moet het maar zo. Zo heb ik het geleerd. Ik vind het prima!

zondag 9 juni 2019

Breitner, “Drie schoolmeisjes op de brug bij de Westermarkt”


Breitner, “Drie schoolmeisjes op de brug bij de Westermarkt”,
1895  olieverf op paneel, 24,5 x 32,5 cm. Particuliere collectie. 
De meisjes lopen richting de bekende papierhandel van H.W. Russe,
Prinsengracht 172 / hoek Bloemstraat, met de reclames op de muur .
Het tafereeltje werd voor het eerst in 1901-02 tentoongesteld bij Arti et
Amicitiae aangeboden voor 900 gulden, maar bleef nog jaren onverkocht.
 

Breitnerweer, werd vroeger weleens gezegd. Wisselvallig, dreigend. Maar ineens schijnt dan weer de zon. Een mooie zondagmorgen en alles schijnt in orde. Morgen kan het anders zijn, maar vandaag is het in orde. Ik rust uit, buiten op mijn terras, na een stukje hardlopen. Morgen is het pinkstermaandag, vrij, en alles voelt in orde.

Breitners kleine schilderijtje “Drie schoolmeisjes op de brug bij de Westermarkt”, uit 1895, is vrolijk, fleuriger, met meer lichte kleuren dan in zijn andere stadstaferelen. Hij lijkt in een goed gemoed te zijn geweest, net als ik nu. Toch waait het ook een beetje. Eén van de schoolmeisjes houdt haar hoed vast, aan de rokken van een van de dienstmeisjes is af te leiden dat de wind uit het westen komt, vanaf de in 1890 gedempte Rozengracht richting Westermarkt. Het is niet vrij van wolken. Mooi weer, maar morgen kan het anders zijn.

De drie schoolmeisjes, op de rug gezien, werden door Breitner eerst gefotografeerd, alvorens hij ze uitwerkte, eerst in schetsen, uiteindelijk op paneel. Pas in de jaren zestig werd bekend dat Breitner vaak foto’s gebruikte als vertrekpunt voor zijn schilderijen. Vroeger werd daar nog wel eens neerbuigend over gedaan. Tegenwoordig lijkt het de kracht van zijn werken alleen maar te versterken. De meisjes hebben werkelijk geleefd, vrolijk en wel als op het schilderijtje. Wat zou er van hen zijn geworden? Wat heeft hen de morgen gebracht?



woensdag 5 juni 2019

Rokende krantenjongens


Lewis Hine, “Newsies at Skeeter's Branch, St. Louis, Missouri”, 1910

Lewis Hine studeerde sociologie en werd vervolgens tekenleraar in New York. Gaandeweg legde hij zich steeds meer toe op de fotografie. Hij begon met fotograferen om “de wereld’ in zijn klas te halen”, als ondersteuning bij zijn lessen. In 1908 nam hij ontslag als leraar en wijdde zich voortaan volledig aan de fotografie. 
Hine zag het fotograferen vooral als een wapen om misstanden aan de kaak te stellen: “laten zien wat gecorrigeerd moet worden”. Hij documenteerde uitgebreid de kinderarbeid zoals die in het begin van de twintigste eeuw nog steeds veelvuldig voorkwam in de Verenigde Staten. Hine stelde kinderarbeid op één lijn met slavernij. Zijn werk droeg uiteindelijk daadwerkelijk bij aan de aanpassing van de wetgeving op kinderarbeid in Amerika. 
Hines foto’s droegen helaas niet bij aan het terugdringen van roken. Zijn foto’s van zwaar rokende krantenjongens treffen me wellicht meer nog dan zijn fabrieksfoto’s. Ik heb altijd met wat caraproblemen te maken gehad en tot aan het millennium toe gaf geen enkel roker zich rekenschap van de overlast die hij of zij bij anderen kon veroorzaken. En toch zijn die rokende jongens op de foto’s van Hines me sympathiek. Alsof ze de ellende van alledag met elke inhalatie een beetje vergaten. Wie zou ze dat eigenlijk misgunnen? Wie durft honderd jaar later te zeggen dat het eigenlijk te gek is voor woorden?


“Newsies at Skeeter's Branch, St. Louis, Missouri”, 1910, foto 2


dinsdag 4 juni 2019

Er is veel


Hunt, “Isabella and the Pot of Basil”, 1867-1868 


                                                                Er is veel
                                                                Dat erger is dan mijn zorgen
                                                                Er is iets
                                                                Dat pijner doet dan morgen
                                                                Er is pijn
                                                                Die ik nooit nog heb gevoeld
                                                                Er zijn tranen
                                                                Die ik niet heb bedoeld.




zondag 2 juni 2019

Breitners naakten, Jan Veth, Mina Otten


  
Breitner, “Een staand naakt”, ca. 1900,
38 x 15 cm, olieverf op doek, particulier bezit

Tachtiger Jan Veth, schrijver en kunstschilder, bezocht in 1901 een tentoonstelling bij Arte et Amicitiae. Er werden een viertal naakten van George getoond, waaronder het hierboven weergegevene. Veth schreef erover in een admiratie die de mijne evenaart.

"Wat een schilder! Wat een durven en een kunnen, zoals er misschien nog nooit gekund is. Manet, met zijn stoute, franke zien, heeft geloof ik, niet zó geschilderd. Breitner heeft niets van het pedantisme van knapheid, hij laat niet merken hoe verbazend geweten alles is, hij souligneert niet, hij is nergens opzettelijk, hij schildert zoo, of het van zelf spreekt, blij-weg, als met zuiver ingeboren, koninklijke kracht".

„Het is alles bij hem het heitres Wissen, het boldes Können, waarover Heine het heeft".

„Zie hoe delicieus in de platte pâte van gave verf, die hoge blanke heup en dat gedeelte buik om die wonderteer gekleurde glooiing, van de naar voren komende dij geschilderd zijn, en hoe vrij, hoe magistraal fijn die blozende lijnen van de kneep aan de kniebuiging er sierlijk ingewipt staan, en hoe groot dan weer de vaste streek teelcent van het doffe licht over de glanzende strakke huid van de scheen. Dat is in zijn volle bracht, het nobele talent van den, —vergeving voor het woord dat in discrediet schijnt te zijn — van den geweldigen schilder".

Mooier kan ik het niet zeggen.

Breitner was de enige van de Haagse Scholers en Amsterdamse Impressionisten die zich serieus toelegde op het vrouwelijk naakt. De wijze waarop hij dat deed werd in die tijd door velen als schokkend ervaren: hij maakte er iets persoonlijks van, expressief, zonder idealisering, gewoon iets uit zijn eigen leefomgeving, van een heimelijk genot en bewondering. Het losse en grove penseelwerk en het “on-affe” van het opgeleverde eindproduct onderstreept zijn emotionele betrokkenheid. De tegendraadse Tachtigers hekelden den morele verontwaardiging en vonden het allemaal prachtig. Zij bewonderen alles wat grenzen overtrad en prezen vooral het “on-affe” als uitdrukking van innerlijke gevoelens.

“Een staand naakt” werd in 2007 voor 84.250,- euro geveild bij Sotheby’s. Het model voor het naakt was waarschijnlijk Mina Otten (1862-1923), een boerendochter uit Maartensdijk, maîtresse en later levenspartner van toneelspeler Arnold Ising jr., van wie Breitner eerder een reeks foto’s maakte. Mina, die in 1881 naar Utrecht kwam en vier jaar later naar Amsterdam trok, was haar “Nol” innig toegewijd. Toen Beitner haar ooit probeerde te verleiden leverde dat hem een knal voor zijn hersens op.

Welke de andere drie in 1901 geëxposeerde naakte waren heb ik niet met zekerheid kunnen achterhalen.


 Foto door Breitner van Mina Otten


zaterdag 1 juni 2019

Isaac Israëls, “Moulin de la Galette”, 1905-1906

In het programma “Boer zoekt vrouw” hoorde ik ooit een jonge boerin aan een kandidaat-partner vragen of hij meer van kroketten hield of van frikandellen. Wat moet je vragen om iemand beter te leren kennen? Ze had ook kunnen vragen welke schrijvers ze het voorbije jaar hadden gelezen, maar welke boer heeft er tijd voor een boek? Wie leest er überhaubt nog onder de dertig?

Ik las een tijdje gelden een artikel in krant over de teruglopende boekenhandel. Vier gerenommeerde boekwinkels in Amsterdam op de rand van faillissement. Driekwart van de tweedehands boekenwinkels hebben al het loodje gelegd. Nog niet zo heel veel jaren geleden wist ik, in elke stad waar ik weleens kwam, precies ze lagen. Nu kijk ik wat lustloos bij de Bruna tussen de laatste uitgaven van figuren uit praatprogramma’s. Ik ga ze niet kopen.

Boeken kopen doe je niet meer in de stad. Daar hebben we het internet voor, en e-readers. Ook ik pas me aan. De stad is voor gezelligheid. Pleinen vol terrassen. De stad is er om iets te gaan drinken. De stad is voor eten. Ik zie iedereen eten. Kroketten of frikandellen. Wat moet je nog vragen? Zo slecht gaat het nog niet met de BV Nederland, denk ik dan. Maar het blijft een verarming.