Labels

maandag 31 mei 2021

Gestolde opvattingen

 
Moroni, “De kleermaker”, 1565-1570


Voor het eerst lees ik Houellebecq. Op een of andere manier heb ik me er lang tegen verzet, maar het moest nu maar een keer. En het pakt niet verkeerd uit. Houellebecq fascineert. Hij probeert door te dringen tot de kern, met zijn verstand tot zijn gevoel te komen. Niemand zal het lukken. Taal staat in de weg, conventies en bovendien een beeld van wie we zouden moeten zijn. Het leidt enkel tot een vorm van individualisme waar niemand gelukkig van wordt. De enige troost ligt in de relatie die we hebben met anderen, die ons nabij staan, en dat zijn er nooit veel en ook die relatie mankeert in veel gevallen.

Maar nu drijf ook ik af, zoals Houellebecq voortdurend afdrijft, en ook Baudet moet hebben gedaan. Hineininterpretierung ligt bij Houellebecq snel op de loer. En dat is net wat hij niet wil. Zijn gedachtenspinsels zijn geen opvattingen, soms wellen ze op en herkennen we iets, of niet, maar net zo snel laten we weer iets anders opborrelen. En als we dat maar vaak genoeg doen zullen die opborrelende gedachten ook wel weer stollen, dat is wat we in de psychologie een beetje doen, maar daarmee zijn het nog geen opvattingen. Zelfs geen meningen. Helemaal al geen feiten. Houellebecq is voor twijfelaars. Vooral moeilijk te bevatten voor mensen die sterk van zichzelf overtuigd zijn.

Ik ben een twijfelaar. Laat ik nog maar even verder lezen...

vrijdag 28 mei 2021

Harde regenbui 1b

 
Bob Dylan, Londen, mei 1966


Ik hoor het dreunen van de donder    
                                                 die waarschuwend schreeuwt,
Hoor het wassen van het water    
                                                    dat de wereld doet verdrinken,
Hoor wel honderdduizendtal drummers    
                                            met hun vingers in het vuur,
Hoor een menigte die mompelt    
                                          en geen hond die het nog hoort,
Hoor het ene schepsel sterven    
                                      en zo vele lieden lachen,
Hoor het deinen van de dichter    
                                die heengaat in de goot,
Hoor het kermen van een clown    
                                              die wordt gepakt in het portiekje,

Het is een bijster harde regenbui    
                                         die voorzeker vallen zal.

woensdag 26 mei 2021

Harde regenbui 1

 
Bob Dylan, Londen, 1966

Ik hoor het geluid van de donder    
                                                 die waarschuwend schreeuwt,
Hoor het zwellen van een golf    
                                                    waarin de wereld kan verdrinken,
Hoor een honderdtal drummers    
                                            met hun handen in het vuur,
Hoor er tienduizend  fluisteren    
                                          en niemand die het hoort,
Hoor een enkel iemand sterven    
                                      en vele mensen lachen,
Hoor het lied van de dichter    
                                die sterft in de goot,
Hoor de echo van een clown    
                                              die schreeuwt in het portiekje,

En het is een harde harde regen    
                                         die op ons neer zal dalen.

Afgelopen maandag werd Bob Dylan tachtig jaar. Ik had het pas in de gaten laat in de avond, toen ik mijn moeder per auto naar huis bracht en allemaal Dylan-songs hoorde. Even meende ik dat hij dood was maar hij was tachtig. Wat is het verschil. Wat maakt het uit. De teksten van Dylan hebben eeuwigheidswaarde. Het Armageddon dreigt nog steeds, meer dan ooit. Het maakt zijn poëzie enkel sterker. Elke zin is raak, beeldend, droevig, alles, een Nobelprijs waardig. Een vertaling waardig. Als eerbetoon.


dinsdag 25 mei 2021

Het begin


Hauer als Nagel in Mysteriën, 1978


Mijn bewondering voor Hamsun begon met met de film Mysteriën, die ergens in 1980-1981 op de Nederlandse TV werd uitgezonden, op een vrijdagavond laat. Ik voelde meteen de bijzondere aantrekkingskracht van het verhaal, schafte het boek aan en was verkocht. 

Rutger Hauer was de ideale Johan Nielsen Nagel. Sylvia Kristel een prachtige Dagny, hoe mooi ze ook al daarvoor was. Als ik de foto’s weer voorbij zie komen voel ik het nog steeds. Ik voel Nietzsche. Ik voel mijn geestelijk overwicht. Het leven moest nog beginnen.

Later, nog niet zo lang geleden, keek ik opnieuw naar de film, op YouTube. De openingsscène verbaasde me: we zien Karlsen met het lemmet van een mes in zijn mond. Terwijl de omstandigheden rondom de dood van Karlsen doorheen het hele boek door een mysterie blijven. Ook niet worden opgeklaard. Hoeveel artistieke vrijheid kun je als regisseur nemen om zo te openen. Maar uiteindelijk heb ik de film toch verder uitgekeken. En net als bij elke herlezing kwam ik er wederom in. Want uiteindelijk kan ik ook de film niet meer verzaken, het gevoel van veertig jaar geleden, dat mede bepaalde wie ik werd.






maandag 24 mei 2021

Amuseren met niks

 
Eerste pagina uit de eerste vertaling van Mysteriën, Philippine Wijsman, 1894.


Soms amuseer ik me met niks. Ik vergelijk vertalingen van Mysteriën van Knut Hamsun, misschien wel mijn favoriete roman, naast De Toverberg, Oorlog en Vrede, in elk geval een boek dat ik nooit meer kan verzaken.

In 2009 vertaalde Marianne Molenaar het boek opnieuw, zonder de vertaling van Froukje Hoekstra uit 1974 te overtreffen. Vaak werd het zelfs minder. Dat zit hem dan in kleine dingen die vaak te maken hebben met het vloeiende ritme van Hamsun, het op en neer springen van tijdsvormen. Kijk bijvoorbeeld eens naar de opening en let er even op hoe Hoekstra in lijn met Hamsun “Maar laten we bij het begin beginnen” in de volgende alinea vervolgt met “Het begon ermee”. Molenaar maakt ervan “Maar laten we niet op de dingen vooruitlopen...” en komt dan met “Het begon er allemaal mee dat...”. In het Noors staat er letterlijk genomen “Maar dat is niet het begin”, gevolgd door “Het begin is dat...”. Zo simpel had het gemoeten, twee keer ‘is’, de oplossing van Hoekstra is acceptabel, maar Molenaar ziet hier sowieso het bruggetje over het hoofd.

Eigenlijk, als je het Noors niet machtig bent, moet Hamsun in het Duits gelezen worden. Ook Mysteriën. In het Duits komt het ritme vanzelf, het spelen met de tijd. Daar heb ik het eerder al eens over gehad, bij een stukje over Paustovski geloof ik. Niet voor niks heb ik Hamsuns verzamelde werken in het Duits en voel ik me nog steeds niet geroepen om een plank vrij te maken voor de uitgave van zijn verzameld proza door Heideland, in weerwil van mijn verzameldrang.

Enfin, ik heb ook nog een druk van de eerste Nederlandse vertaling van de roman door Philippine Wijsman, “naar het Deense". Dat leidde tot een merkwaardige interpretatie onder de al even merkwaardige titel Raadselachtig!. En die vrije interpretatie trekt zich het hele boek door, maar ik kan niet meer verzaken: ook hier voel ik door elke zin de straling. Of anderen in ons taalgebied dat honderd jaar geleden ook voelden is de vraag. Zelfs nu is het de vraag. Wie leest er nog Hamsun zoals ik? Wie heeft er nog zo’n oude vertaling in bezit, laat staan ook nog gelezen? Wat zegt het van mij?

Hieronder de openingen. De versie van Wijsman, zie foto hierboven, is dusdanig afwijkend dat ik die even buiten beschouwing laat.:

Noors origineel, 1892, bewerking door Hamsun in 1908:
Ifjor midt på sommeren blev en liten norsk kystby skueplassen for nogen høist usædvanlige begivenheter. Det dukket op en fremmed i byen, en viss Nagel, en mærkelig og eiendommelig charlatan som gjorde en masse påfaldene ting og som forsvandt igjen like så plutselig som han var kommet. Denne mand fik endog besøk av en ung og hemmelighetsfuld dame som kom i Gud vet hvilket ærend og ikke torde være på stedet mere end i et par timer før hun reiste sin vei. Men alt dette er ikke begyndelsen.
Begyndelsen er den at da damskibet la til kaien bed sekstiden ...

Duits door Julius Sandmeier,1921:
Um die mitten des vorigen Sommers war eine kleine norwegische Küstenstadt der Schauplatz einiger höchst ungewöhnlicher Begebenheiten. Ein Fremder tauchte auf, ein gewisser Nagel, ein merkwürdiger und eigentümlicher Scharlatan, der eine Menge auffälliger Dinge trieb und ebenso plötzlich wieder verschwand, wie er gekommen war. Dieser Mann erhielt einmal sogar Besuch von einer jungen, geheimnisvollen Dame, die Gott weiß in welcher Angelegenheit kam und nicht wagte, sich länger als ein paaar Stunden am Orte auf zu halten. Doch dies alles ist nicht der Anfang …
Der Anfang ist: als das Dampfschiff gegen sechs Uhr abends am Kai anlegte...

Duits door Siegfried Webel, 1954:
Letztes Jahr, mitten im Sommer, war eine kleine norwegische Küstenstadt Schauplatz einiger höchst außergewöhnlicher Begebenheiten. Es tauchte ein Fremder in der Stadt auf, ein gewisser Nagel, ein merkwürdiger und eigentümlicher Scharlatan, der eine Menge auffälliger Dinge tat und ebenso plötzlich wieder verschwand, wie er gekommen war. Dieser Mann wurde gar von einer jungen und geheimnisvollen Dame besucht, die in Gott weiß welcher Angelegenheit kam und kaum wagte, mehr als nur einige Stunden im Ort zu bleiben, und wieder abreiste. Doch all dies ist nicht der Anfang …
Der Anfang ist der, daß sich, als das Dampfschiff gegen sechs Uhr abends am Kai anlegte...

Vertaling Froukje Hoekstra, 1974:
Verleden jaar midden in de zomer werd een kleine Noorse kustplaats het toneel van diverse hoogst ongewone gebeurtenissen. Er dook een vreemdeling in het stadje op, een zekere Nagel, een zonderlinge en eigenaardige charlatan die een hoop eigenaardige dingen deed en weer even plotseling verdween als hij gekomen was. Deze man kreeg zelfs bezoek van een jonge en geheimzinnige dame, die om God mag weten wat voor reden kwam en niet langer dan een paar uur durfde te blijven. Maar laten we bij het begin beginnen...
Het begon ermee dat het stoomschip op een avond om een uur of zes aan de kade afmeerde...

Vertaling Marianne Molenaar, 2009:
Vorig jaar, midden in de zomer, werd een kleine Noorse kustplaats het toneel van een reeks hoogst ongebruikelijke gebeurtenissen. Er dook een vreemdeling op in de stad, een zekere Nagel, een merkwaardige en eigenaardige charlatan die een heleboel opmerkelijke dingen deed en net zo plotseling weer verdween als hij gekomen was. Bovendien kreeg deze man om God mag weten welke reden bezoek van een jonge, geheimzinnige dame, die niet langer dan een paar uur durfde te blijven. Maar laten we niet op de dingen vooruitlopen...
Het begon er allemaal mee toen de stoomboot tegen zes uur ‘s avonds aan de kade meerde...

zaterdag 22 mei 2021

Veel is veranderd, veel is gebleven...

 
Breitner, “De Dam met de Nieuwe Kerk”, 40 x 51 cm, aquarel, 1901, Rijksmuseum

Breitner schilderde de Amsterdamse Dam diverse keren vanuit eenzelfde gezichtspunt, vanaf de tweede verdieping van het toenmalige pand Dam 14, boven Café-Restaurant Van der Molen, dat tussen 1914 en 1917 zou wijken voor de zaak van Peek en Cloppenburg zit. Het is een drukte van belang. Op de voorgrond zijn drie paardentrams zichtbaar, welke korte tijd later, tot ongenoegen van Breitner, uit het straatbeeld zouden verdwijnen. Op de achtergrond zien we de Nieuwe Kerk, met rechts een pand waarop Staatsspoorwegen te lezen staat, daar weer naast het Engelsch Heeren Modemagazijn Rudolf Hofhuis. Links is een deel van het Koninklijk Paleis zichtbaar, met daarvoor rijtuigjes die vermogende mensen als taxi’s kunnen huren. Geheel rechts is de helft staat het monument voor de Nederlandse soldaten die omkwamen tijdens de Belgische Revolutie van 1830-’31, in de volksmond "Naatje” genoemd. In 1914 zou het vrouwenbeeld vanwege de slechte conditie (neus en rechterarm zijn er dan al af) worden verwijderd.

De afsnijdingen in de compositie wijzen erop dat het schilderij is afgeleid van een foto. Breitner was dan ook een fervent fotograaf van het Amsterdamse stadsleven. Ik vind evenwel een foto van zijn vriend Willem Witsen uit 1895, waarin ik bijna 1-op-1 het schilderij herken. Heeft Breitner de foto van Witsen als voorbeeld gebruikt? Of maakte Witsen gewoon ook toevallig fito’s vanuit hetzelfde gebouw van Van der Molen, met wie zij beide bekend waren? 


Ach ja, er zijn belangrijkere zaken om je druk om te maken. Of misschien ook wel niet! Veel is veranderd, veel is gebleven, en zo zal het nog wel even doorgaan!


Willem Witsen, "De Dam, Amsterdam”, 1895

vrijdag 21 mei 2021

Vlinderlicht

 
John White Alexander, “Le Chat Noir”, ca. 1896


Op de toppen,
Van je tenen,
Door gebroken
Zonnelicht
Zwevend bevend,
Als de blaadjes
Van de rozen
Vlinderlicht,

Vliegt ze als een zwaan 
                                       gebroken,
Weemoed
                 stil
                       In klein gedicht.


John White Alexander, “The Fancy Dress”, 1897


woensdag 19 mei 2021

Water in het groen, wolken zonder blauw

 
Nicolaas van der Waay, “Klaar voor de wandeling”,
70,6 x 44,2 cm, circa 1900, particuliere collectie


Water in het groen,
Wolken zonder blauw,
Drijven als gedachten,
Donker in het nauw,
Dronken in vergeten,
Druppels voor de dauw,
Droogt het in de verte,
Water, wolken, warmte,
            Altijd,
          Alleen maar,
                                       Enkel voor een vrouw.



zondag 16 mei 2021

Twee personen (1892)

  

Jan Steen, “Het oestereetstertje “, 1658-660


Een kennis vroeg me wat voor boeken ik las.
“Momenteel herlees ik weer iets van Couperus”, zei ik.
“Wie leest er nog Couperus”, antwoordde hij.
“Ja, ik dus”.

Ik lees Extaze, luister naar Quaerts en moet denken aan Nagel, uit Mysteriën, net als Extaze ook uit 1892:

U dacht dat ik u maar viermaal gezien heb? Maar ik heb u zo dikwijls gezien, vroeger, in de comedie, op straat, overal. Het was me altijd wel vreemd, dat ik u zag in het leven. En als ik dan naar u keek, dan voelde ik iets, alsof ik tot iets mooiers werd opgenomen. Ik kan het niet beter uitleggen. Er is iets in uw gezicht, in uw ogen, in uw bewegingen, ik weet niet wat, maar iets beters dan in andere mensen, iets dat, heel welsprekend, alleen tot mijn ziel sprak. Dat alles is zo fijn en zo vreemd; ik kan daar nauwelijks duidelijker over praten. Maar u zal weer vinden dat ik te ver ga, niet waar? Of dat ik dweep?

Ik luister naar Cecile van Even en denk aan Dagny Kielland:

Het scheen haar toe dat een andere vrouw tevoren met hem, Quaerts, gesproken had. Een hoge vrouw; een vrouw van illusie - de vrouw die hij in haar zag - en niet de vrouw die zij was: een nederige vrouw, een vrouw van liefde. O zij had zich moeten beheersen om hem niet te vragen: waarom spreek je zo tot mij. Waarom voer je mooie gedachten zo op tot mij en waarom laat je ze niet neerdauwen over me, want zie, ik sta niet zo hoog als je meent, en zie, ik lig aan je voeten en mijn blik voelt je boven me!

Wat een taal ook. ...en de schemering van de late namiddag duisterde naar binnen. Soms denk ik: wie voelt dat nog. Wie leest er nog Couperus? Wie leest nog Hamsun? Ben ik nog wel van deze tijd. En dan weet ik, net als in Quaerts en net als in Nagel: er zijn twee personen in mij. Eentje in het heden, de ander ver daarbuiten.

En dan hervoel ik de Nietszeaanse Lebensbejahung. De mystiek. Ik ben er niet meer bang meer voor.

vrijdag 14 mei 2021

Maria Ricotti

 
Kees van Dongen, "Maria Ricotti in "L'enjoleuse", 192 x 116 cm, 1921, Musée d’Art Moderne  Parijs


Maria Ricotti (Parijs 1886 - Monte Carlo 1974) was een Frans-Italiaans pantomime-speelster, actrice en een modernistisch danseres, die zich in de jaren tien en twintig bewoog in de kringen van de futuristen rondom Filippo Marinetti. Ze was een van de belangrijkste exponenten van het avant-gardistisch theater en ondertekende diverse futuristische manifesten. Na de Eerste Wereldoorlog ging zou ze intensief samenwerken met de schilder, beeldhouwer, theatermaker en decor-ontwerper Enrico Prampolini. Samen richtten ze in 1927 het Futuristisch Theater Prampolini op, dat het metropolen en machinerieën verheerlijkte en zich kenmerkte door, opvallende decors, veel pantomimes en moderne, soms sterk erotiserende dansen in de stijl van Isadora Duncan. Vladimir Golschmann dirigeerde het orkest, zie ik op een programmaboekje. In de jaren dertig taande de belangstelling voor het avant-gardistische theater, waarna Maria Ricotti schier zou worden vergeten. Behalve dan in het prachtige schilderij dat Kees van Dongen in 1921 van haar maakte. Rond 1920 had hij haar ook al eens geportretteerd. In de krochten van het internet vind ik ook nog een foto.

Hoe zouden ze elkaar in Parijs ooit tegen het lijf zijn gelopen, Kees van Dongen en Maria Ricotti. Hoe dicht bij elkaar hebben ze hebben gestaan. Twee portretten. Ze overleden beide in Monte-Carlo. Ik vrees dat we het nooit zullen weten.

Maria Ricotti. Ooit stond ze midden in het leven. Je ziet de trots, het zelfvertrouwen, passie. De tijd verslind alles. Soms trek je er iemand bovenuit. Ik weet ook niet waarom. Misschien uit angst ook zelf vergeten te worden, uiteindelijk. Misschien vanuit de hoop dat iemand ook mij ooit uit de vergetelheid zal trekken, al is het maar voor even, over honderd jaar dit blog ergens uit de krochten van het inter vandaan plukt. Een torentje voor de eeuwigheid. Net als het schilderij van Van Dongen. Ik weet het niet. Zoiets zal het wel zijn.


Kees van Dongen, “Portret van Maria Ricotti”,
105 x 81 cm, particuliere collectie
 

Maria Ricotti in “La Drame de la Sollitude”, 1927,
pantomime van Luciano Folgore, costume door Prampolini



Programmaboekjes 1927-1929








donderdag 13 mei 2021

Het oog van de meester

 
Kees Maks, “Twee vrouwen in blauw”, ca. 1912


Dan ook maar even Kees Maks (1876-1967), leerling van Breitner. Hij volhardde in de figuratieve kunst toen het door het modernisme in de hoek was gedreven, om later weer een voorbeeld te worden voor de vernieuwers.

Met leerlingen van van grootmeesters is het altijd lastig. Als met een kopie van het origineel, zoals je die op internet wel kunt bestellen. Net niet is vaak niet de moeite waard.

De figuren van Breitner vindt ik nog altijd wat minder geslaagd, dat was niet zijn sterkste punt, Israëls deed dat beter, en ook Maks. Niet altijd, maar in elk geval met bovenstaand schilderij, “Twee vrouwen in blauw”, uit de tijd dat Breitner nog leefde. Een buitengewoon prachtig doek. Net als de twee portretten hieronder.

Ik vraag me af of de meester deze werkjes nog gezien heeft, ik vraag me af wat hij zou hebben gedacht. Het moet een dubbel gevoel zijn geweest, stel ik me voor. Achteraf bleek het niet nodig.


De nieuwe jurk
Dame voor de spiegel




woensdag 12 mei 2021

Recht en interpretatie


Repin, “Onverwacht”, 1884-1888


Even serieus dan.

De juridische interpretatie heeft - althans in Nederland - traditioneel een objectief, onpersoonlijk karakter. Een advocaat of strafpleiter zal bij de beargumentatie van een casus nooit in het pleidooi zeggen “ik denk” of “ik ben van mening”, en al helemaal niet “ik geloof”. Dat is niet nodig. De aanname is altijd dat de wet objectief is en voor zichzelf zou moeten spreken. De wet is echter nooit objectief, rechters zullen altijd interpreteren, kijken naar omstandigheden, altijd vanuit hun eigen achtergrond, die in het geval van rechters heel vaak conservatief is. Los van de publieke opinie. Los van persoonlijke standpunten.

Conclusie is eigenlijk dat je alleen maar mag meedoen als je opvattingen passen in het denkraam van deze tijd en onze samenleving. Er ligt een aanname onder dat er een aantal basisuitgangspunten bestaan die we niet ter discussie stellen. Het gelijkheidsbeginsel is er zo eentje, bijvoorbeeld. Of het evenredigheidsbeginsel, proportionaliteit. De menselijke waardigheid, die centraal staat in het Handvest van de Verenigde Naties. Dat is nogal wat, allemaal, maar daar moeten we het dus wel met zijn allen over eens zijn. En dat kan in de concreetheid van de rechtspraak nooit zonder interpretatie.

Dat is mijn standpunt, daar moet u het voor nu even mee doen. In alle serieuzigheid. Als ik tijd heb zal ik er nog ooit een essay over schrijven. Uiterst actueel in deze tijd van toenemende tweespalt. Ik kan proberen de link te leggen met de polarisatie. Met anarchisme. Sektevorming. Voorbeelden te over. Gewoon meedoen werkt altijd het beste. Iedereen heeft altijd gelijk, dat wordt de titel. Iedereen, behalve natuurlijk de rechter! En de mensen die weigeren mee te doen!

Denk daar maar eens over na!

dinsdag 11 mei 2021

De ogen van Sluyters


Jan Sluyters, “Portret van Greet van Cooten”, 1910, Singer Laren


Jan Sluyters (1881-1957) schilderde in vele stijlen. Hij maakte landschappen, stadsgezichten en vooral ook veel portretten. Leo Gestel was zijn vriend. Ze zochten naar de ziel, een laag onder de laag, die overal was te vinden. Vooral in de vrouwen!

In 1909 leerde Sluyters Greet van Cooten kennen en verliet zijn eerste vrouw Bertha Langerhorst, met wie hij een dochter had. Maar Greet was de liefde van zijn leven. Vaak zou hij haar portretteren. Levenslang zou hij haar aanbidden.

Het mooie van de portretten die Sluyters maakte, niet alleen die van Greet, is dat je wordt aangezet na te denken over wat er in de vrouwen omgaat. Probeer het maar. Dat gaat vanzelf en intrigeert. En zo hoort het ook! Dat heet kunst!

De vrouwen die Jan Sluyters portretteerde hebben vaak iets droevigs. Ik meen dat de kunnen zien. Daar zitten verhalen achter. Zouden ze ook aan Sluyters hun verhalen hebben verteld? Of zag hij het ook zo wel! Een schilder is een schilder!

Sluyters zag het in elk geval, zonder twijfel. Net als ik. Of zijn het vooral de ogen van de kunstenaar die ik zie. Ogen die de modellen een beetje dichter bij hun gevoel brachten. Het zijn de ogen van de kunstenaar. Zulke ogen wil ik ook!


                  




             

maandag 10 mei 2021

Tot aan de zee

 
Gauguin, “Wanneer ga je trouwen”, 1892


Tot aan de zee,
De zon die zakt,
De geur 
              het zilte 
                             natte zand,
        Voorbij het strand,
De hand die pakt,
Een stille band,
                    Trekt ruisend alles mee,

Tot aan de zee,
De zon die zakt,
De geur 
              het zilte 
                             natte zand.

zondag 9 mei 2021

Glorie en eeuwigheid

  

Mohammed Ali vs. Sonny Liston, Neil Leifer, 1965, Time-magazine


Bij het ontwikkelen van een positief zelfbeeld wil imaginatie nog wel eens helpen: een situatie in gedachte roepen waarin je kracht voelde, zelfvertrouwen, een gevoel van onoverwinnelijkheid. Positieve selftalk. Herinneringen kunnen gekoppeld worden aan muziek, die het gevoel kunnen versterken. Prokofiev bijvoorbeeld, De Capulets en Montagues. De darters hebben dat begrepen, Eye of The tiger, die komen uit de kroeg.

Of een poster tegen de muur van Mohammed Ali, Ali die Sonny Liston tegen het canvas werkt. “Get up and fight, sucker”, moet hij geroepen hebben. Ronde 1, tweede minuut. We moeten winnaars zijn. Dat is de boodschap. Moeten we allemaal winnaars zijn? Natuurlijk niet. Liston ligt daar ook nog. Zorgen dat die weer opkrabbelt is net zo belangrijk. Laat dat maar de ambitie zijn. Hoe ook de gevloerde zelf ooit is geweest.

Anyway, de foto is geweldig, in welke functie dan ook, op groot formaat, een Taschen-boek waardig.

Ter overpeinzing.

I am The greatest...

Er is er maar eentje die dat mag roepen. Mocht, moet ik zeggen. De glorie is nooit voor eeuwig. Ook dat is een les voor verliezers.

vrijdag 7 mei 2021

Breitner op groot formaat

 
Breitner, “Kinderen in het duin”, 1884-1886, 46,5 x 56,5 cm, olieverf op karton, Teylers Museum Haarlem


George Hendrik Breitner schilderde kinderen altijd als kleurige lichtpuntjes, tekenen van hoop in een routineuze, alledaagse setting. Hier schildert hij twee meisjes in de duinen, met vlotte penseelstreken, zonder zich te bekommeren om details te bekommeren. Het oogt onaf, maar dat benadrukt de essentie. De compositie laat veel leeg, maar het gaat om de meisjes, zittend in het bleke zand, hoeden op tegen de zon, spelend met de handen in het zand. De bruine kleur van de kartonnen ondergrond speelt hier en daar prachtig door de verf heen. Sommige krijtlijnen van de eerste schetsmatige opzet zijn nog zichtbaar. Aannemelijk is dat Breitner de studie ter plekke in de duinen heeft gemaakt.

Het schilderijtje hangt nu in het Teylers Museum, gelukkig, maar werd eigenlijk niet gemaakt om tentoon te stellen. Breitner wilde de schets later uitwerken tot een groot schilderij. Toen zijn vriend Willem Witsen een bezoek aan diens atelier bracht, vertelde Breitner hem dat hij van zo'n twintig studies van plan was "daar 'n groot ding van te maken" Voor dit blog en in deze internettijd maakt dat gelukkig niet uit. De grote van een schilderij is de enige unieke ervaring waarvoor je nog naar het museum moet. Hier volstaat het om in de maten de komma te verwijderen. Allez, en dan delen door twee, niet overdrijven. Ik stel me de vraag of dat de beleving doet veranderen! Het gevoel van abstractie, dat de schilder moet hebben herkend.

donderdag 6 mei 2021

Omwille van de vrouw

 
Portret van een vrouw, 1911


Leo Gestel (1881-1941) schilderde in vele stijlen. Hij maakte landschappen, stillevens, maar vooral ook portretten van vrouwen. De vroege fauvistische portretten die hij in 1911-1912 maakte van zijn vriendin en latere vrouw Gerritje "An” Overtoom (1892-1960) bleven daarbij onovertroffen. De brutale, uitdagende blik van zijn vrijgevochten geliefde is meer dan uitstekend getroffen. Je voelt zijn liefde voor haar, maar tegelijkertijd zijn onderwerping. An was hem de baas, is altijd de baas gebleven. Alleen dan doe je genoeg je best, denk ik dan, alleen zo kun je een groot kunstenaar worden.

In 1914, net voor de Groote Oorlog, reisde Leo Gestel en An Overtoom met het schilderskoppel Mommie Schwarz en Else Berg naar Mallorca. Schwarz en Berg waren Joodse schildersvrienden uit Amsterdam. Niemand kon nog vermoeden dat zij in 1942 in Auschwitz om het leven zouden komen. An was van goede komaf en financierde de reis. “Laat wel zien dat je de beste bent”, zei ze tegen Leo. En dat lukte, met abstracte landschappen die al even uniek zijn in de Nederlandse kunsthistorie als de portretten van An. Omwille van An. Omwille van de vrouw, altijd opnieuw omwille van haar!

In 1921 traden Leo en An in het huwelijk en vestigden zich in Bergen. In 1927 zijn ze gescheiden.


Dame met een sigaret, 1911
Zittende vrouw, 1912


woensdag 5 mei 2021

Breitner naar Whistler

 
Breitner, “Rokin bij avond, nocturne”, 1890, Rijksmuseum Amsterdam


In augustus en september 1889 was James McNeil Whistler in Nederland, samen met zijn vrouw Beatrice, op uitnodiging van de Nederlandse Etsclub. In die periode maakte hij tussen de officiële momenten en een expositie in Den Haag ook een serie prenten in Amsterdam, uit een laag standpunt, gemaakt vanuit een boot. Tussen 1882 en1884, tijdens eerdere bezoeken aan ons land, maakte hij er ook al een serie, die hij nocturnes noemde. Ze geven een nachtelijke blik op de stad, in het licht van lantarens en andere lichtbronnen. Ze behoren tot de eeuwigheid, konden gisteren gemaakt zijn.

Op 24 september was er in restaurant Van der Pijl te Den Haag een diner voor de Whistlers, ter ere van genoemde expositie. met bewonderende kunstenaars, waaronder Jan Veth, Eduard Karsen, Floris Vester en George Hendrik Breitner. Willem Witsen, die ook vaak werkte vanaf een boot, was in Londen. Breitner was geïnspireerd. Hij maakte in 1890 ook enkele nocturnes, geheel in de stijl van Whistler, om er vervolgens weer mee te stoppen. Als je het niet bedacht hebt blijft het kopiëren, moet hij gemeend hebben. Maar ze zijn er niet minder mooi om. Uitzonderlijke werken in de Hollandse kunst. Ook deze horen niet in depot.


Breitner, “Damrak bij avond”, 1890, Stadsarchief Amsterdam

Whistler, “Grand Canal, Amsterdam”, 1889, privé-collectie VS

maandag 3 mei 2021

Vreedenburgh en de eeuwige rust

 
Amsterdams stadsgezicht (brug over de Oudezijds Achterburgwal)

Cornelis Vreedenburgh (Woerden 1880 - Laren 1946) is een van mijn lievelingsschilders, in mijn ogen meer impressionist dan Larense Scholer. Hij was al jong bevriend met plaatsgenoot Leo Gestel. Begonnen als huisschilder maakte hij vanaf 1904 van zijn hobby zijn beroep, wat hem niet slecht afging. Zelfs de koninklijke familie kocht werk van hem. Ook  kende hij Jan Grönloh, alias Nescio, hetgeen nog meer voor hem pleit. En toch is hij schier vergeten, een aantal liefhebbers daargelaten. In 2000 was er nog wel een tentoonstelling in Woerden, en een catalogus met voorwoord van Saskia de Bodt, maar Breitner en Israëls kan hij niet bijhouden. In zijn veelzijdigheid doet hij weinig voor ze onder, durf ik zeggen. Misschien dat hij een beetje teveel op Nescio heeft geleken. Beide leden ze aan de tijdelijkheid der dingen. Slechts af en toe werd de eeuwigheid ervaren, en de rust die ze zochten gevonden.

Dit jaar kom ik nog al eens weer in Kortenhoef en sta dan op 't kerkhofje opzij van de kerk en kijk over 't land naar den rand van het Gooi en den toren van Hilversum. Een laatste klaproosje ging verleden week heen en weer op een zuchtje wind. In 't kromme pereboompje kregen de peertjes al wat kleur Het is dan weer het begin van de eeuw. Het leven heeft mij Goddank, bijna niets geleerd. ‘Het leven heeft me veel geleerd’ zegt de oue sok. (Nescio, 1943)


Aangemeerde boot in een gracht te Amsterdam

Het schuurstoepje

Aangemeerde zeilboot

Sluis bij de Woerdense Verlaat

Gezicht op een plas met een boot

Boerderij aan het water met afgemeerde tjalk

Tjalken in Hattum

Gezicht op de Nieuwe Markt vanaf de Geldersekade

Bloemenpracht