Moroni, “De kleermaker”, 1565-1570 |
Voor het eerst lees ik Houellebecq. Op een of andere manier heb ik me er lang tegen verzet, maar het moest nu maar een keer. En het pakt niet verkeerd uit. Houellebecq fascineert. Hij probeert door te dringen tot de kern, met zijn verstand tot zijn gevoel te komen. Niemand zal het lukken. Taal staat in de weg, conventies en bovendien een beeld van wie we zouden moeten zijn. Het leidt enkel tot een vorm van individualisme waar niemand gelukkig van wordt. De enige troost ligt in de relatie die we hebben met anderen, die ons nabij staan, en dat zijn er nooit veel en ook die relatie mankeert in veel gevallen.
Maar nu drijf ook ik af, zoals Houellebecq voortdurend afdrijft, en ook Baudet moet hebben gedaan. Hineininterpretierung ligt bij Houellebecq snel op de loer. En dat is net wat hij niet wil. Zijn gedachtenspinsels zijn geen opvattingen, soms wellen ze op en herkennen we iets, of niet, maar net zo snel laten we weer iets anders opborrelen. En als we dat maar vaak genoeg doen zullen die opborrelende gedachten ook wel weer stollen, dat is wat we in de psychologie een beetje doen, maar daarmee zijn het nog geen opvattingen. Zelfs geen meningen. Helemaal al geen feiten. Houellebecq is voor twijfelaars. Vooral moeilijk te bevatten voor mensen die sterk van zichzelf overtuigd zijn.
Ik ben een twijfelaar. Laat ik nog maar even verder lezen...