Labels

Posts tonen met het label Boek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Boek. Alle posts tonen

zaterdag 2 augustus 2025

Carl is een meisje

 


De naam was ik weleens tegengekomen, steeds heb ik gedacht dat het een man was. Ik kende niks van Carl Friedman. Nog nooit had ik iets van haar gelezen. Een paar weken geleden kocht ik haar verzameld werk in de ramsj, een prachtig bandje van Van Oorschot voor vijftien gulden. Na twee alinea’s lezen in de winkel voelde ik dat het een toon was die paste. Dat kon ik niet laten liggen voor dat geld.

In 2005 ontstond er een controverse over Friedman, die de schijn wekte Joods te zijn maar het niet was. Dat las ik op internet. Sommigen vonden het schande. Het was aan mij voorbijgegaan. Maar het blijft interessant. Max Pam noemde haar een eng mens. Hij vroeg zich in een column af of de weggevallen authenticiteit afbreuk aan haar werk. Hij schreef: “Een kunstwerk is autonoom, zoals dat zo fraai heet, maar dat neemt niet weg dat je er toch anders tegen aan gaat kijken als je weet dat de schepper de boel heeft belazerd. Je kunt wel denken dat de Emmaüsgangers een even mooi schilderij bleef, toen uitkwam dat het niet door Vermeer maar door Han van Meegeren was geschilderd, maar dat is op den duur niet vol te houden.” Dat vind ik mooi gezegd maar ik ben het er niet mee  eens. Niet alleen omdat het werk van Van Meegeren nooit de kwaliteit van Vermeer heeft gehaald, maar het werk van Friedman is van hoog literair niveau. Het leest voor mij ook niet anders nu het een vrouw blijkt te zijn. Een vergelijkbare redenatie geldt voor Hamsun, Celine…

Misschien is het wel goed dat ik altijd afstand heb gehad. De controverse ligt twintig jaar achter ons en Friedman is al vijf jaar dood. Het is aan mij voorbijgegaan, maar nu ben ik wat bijgelezen. Ik lees stukken uit haar verzameld werk en ik vind het mooi. Friedman heeft al die nare criticasters niet verdiend. Dat voel ik als ik haar werk lees. Dat zie ik als ik naar haar foto kijk. Joodse of niet, Carl Friedman is een goed mens. Ze is misschien psychologisch complex, dat zou ik weleens willen ontrafelen, maar niet eng. Mensen die Carl eng noemen zijn in wezen pestkoppen. Carl is een kwetsbaar meisje, los van het feit dat ze ook zelf weleens kon pesten. Het ligt allemaal dicht bij elkaar. Postuum heb ik met haar te doen.


                              

vrijdag 27 juni 2025

Mitleid

 
Frédéric Valloton, “Het zieke meisje”, 1892

Stefan Zweig wekt in zijn roman “Ongeduld” het concept van medelijden uit. ‘Mitleid’ in het Duits. Zo schrijft hij het volgende:

Ik weet dat het geen zin heeft zich een genot te ontzeggen omdat het anderen ontzegd is, zichz LF een geluk te verbieden omdat iemand anders ongelukkig is. Ik weet dat elke seconde dat wij lachen en onnozele grappen maken, ergens iemand in zijn bed ligt te reutelen en sterft, en dat achter duizenden vensterbanken ellende schuilgaat en mensen hongerlijden, dat er ziekenhuizen, steengroeven en koolmijnen zijn, dat op fabrieken, in kantoren, in tuchthuizen tallozen moeten zwoegen, dag in dag uit, en dat de nood van niemand er minder op wordt als weer een aner zich zinloos kwelt. Ik weet maar al te goed: als je zou proberen je alle ellende voor te stellen die er op een en hetzelfde moment op deze aarde is, dan zou het je de slaap benemen en iedere lach in je mond smoren. Maar steeds is het toch niet het gedachte, het verbeelde lijden dat je verplettert en vermorzelt; alleen wat de ziel met meevoelende ogen daadwerkelijk heeft gezien, kan haar waarachtig tot ontzetting brengen.

Ik plak deze observatie op mijn werk als psycholoog. Al het leed in de wereld gaat mij minder aan het hart dan het leed van mijn cliënten. Zweig noemt dat “meegaan in het lijden”. Daar hoort een oprechtheid die alleen gevonden kan worden in het individuele contact. Al de rest is humbug en sentimentaliteit.

zondag 22 juni 2025

Telefoon

 
Pleuni Touw in “De stille kracht”, 1974

“Men zag elkaar alleen op de receptie's , en verder besprak men elkaar door de telefoon. Het misbruik van de telefoon voor huiselijk gebruik doodde alle gezelligheid tussen kennissen. Men zag elkaar niet meer, men hoefde zich niet meer te kleden en het rijtuig - de wagen - te laten inspannen, want men causeerde door de telefoon, in sarong en kabaai, in nachtbraak en kabaai, en zonder zich bijna te bewegen. De telefoon was vlak bij de hand en door de achtergalerij tjingelde telkens het belletje. Men belde elkaar op om niet, alleen om het plezier te bellen. De jonge mevrouw Harteman had een intieme vriendin, die zij nooit zag en iedere dag, gedurende een half uur lang, besprak door de telefoon. Zij ging erbij zitten, zo vermoeide het haar niet. En zij lachte en schertste met een vriendin, zonder zich te hoeven kleden, en zonder zich te bewegen. Zo deed zij met andere kennissen ook: zij maakte hare visite door de telefoon. Zij bestelde zelfs haar boodschappen door de telefoon”.  

Soms wordt ik weleens gevraagd waarom ik van die oude boeken lees, terwijl en ook zoveel mooie nieuwe boeken verschijnen. Ik doe geen moeite om me te verdedigen.

Het fragment is uit “De stille kracht” van Louis Couperus, een roman uit 1900. Ik heb in recent jaren diverse boeken van Couperus gelezen, maar deze nog niet, niettegenstaande dat ik lang geleden met veel genoegen de televisieserie had bekeken. Of misschien juist daarom. Of om de sensuele verschijning van Pleuni, die niet los wilde laten. De mooie naam van Leonie van Oudijk. Wie zal het zeggen.


vrijdag 30 mei 2025

Verhalen zonder einde

 


Nieuw boek
               van Raymond Carver,

Dik boek 
               van weinig woorden,

Mooiste bundel aller tijden zegt de Volkskrant,

Mooie omslag ook,

Dat helpt,

Krachtige verhalen,

Verhalen zonder einde
                die het soms al kunnen doen 
                met alleen de eerste zin:

  • Bill en Arlene Miller waren een gelukkig paar.
  • We hadden ons eten op en ik zat sinds een uur aan de keukentafel, met het licht uit, en keek.
  • Mijn huwelijk was onlangs stukgelopen.
  • We zouden de avond voor we verhuisden bij Pete Petersen en Mary gaan eten.
  • Gerald Weber was door zijn woorden heen.
  • Ik had een baan en Patty niet.
  • Ik wist wel dat ik er verkeerd aan deed om mijn broer dat geld te sturen.
  • Haar naam was juffrouw Dent, en eerder die avond had ze een man onder schot gehouden.


Niet teveel achter elkaar, merk ik. Niets voor in zwaarmoedige toestand.

woensdag 7 mei 2025

Mannelijkheid

 


Voor Hamsun was de mens niet meer dan een reeks voortdurend veranderende stemmingen, vaak zonder een spoor van samenhang", schrijft Singer in zijn essay "Knut Hamsun: kunstenaar van het scepticisme".  Dat spoort met de veranderende modi in de schematherapie. We doen van alles, voortdurend, ook vanalles wat tegen ons werkt. We weten vaak nauwelijks waarom.

Weer heb ik Hamsun’s “Mysteriën” herlezen, in het Duits, zoals het hoort. Ik snap de woorden van Singer: het gaat niet om de handeling, om de uiterlijkheden van wat zich afspeelt, want die ken ik intussen wel, het gaat om de mysterieuze motieven en stemmingen die eraan te grondslag liggen, waarin ik mezelf herken. Om een of andere reden zoek je altijd naar de bevestiging daarvan. Bij Hamsun vind ik die nog steeds.

Ik heb een mapje met artikelen over Hamsun op mijn computer. Eentje ervan beschrijft het gedrag van de protagonisten uit zijn vroege boeken als performatief: ze spelen verschillende vormen van mannelijkheid, de meeste - zo lees ik - “outdated”, om het maar even onvertaald te maken. Nu is natuurlijk alle gedrag performatief, zelfs als je het niet wil, maar de bron, waar het vandaan komt, kan nooit “outdated” zijn natuurlijk. Dat wat onder de ijsberg zit, de stemmingen en motieven, rivaliteit, moed, agressie, dominantie, onderwerping, trots, mededogen, oerdriften die er al zitten sinds de savannen. Ook al worden ze in ons gedrag niet altijd meer herkend. Ook bij mij niet.

Maar toch zoek ik ze nog steeds. Omdat het de poëzie is van mijn ziel. Het zal daarom zijn dat ik nog altijd herlees. Omdat dat ik anders ben dan hoe ik lijk.

Zoals iedereen trouwens.

zondag 20 april 2025

Vestdijk, Sluijters, Hamsun

 

Een mooie boekenkast is ook wat waard. Nu ik weer een beetje in Vestdijk ben gekropen moeten die paar beduimelde paperbacks die ik bezit ook maar plaats maken voor iets beters. Voor twintig euro tik ik op Markplaats een box op de kop met vijf romans. Op elk ervan prijkt een portret van Jan Sluijters. Alleen dat maakt het al de moeite waard.

Ik zoek naar het verband tussen Vestdijk en Sluijters. Ik krijg niks gevonden.

Eerder schreef ik over Sluijters:

De vrouwen die Jan Sluijters portretteerde hebben vaak iets droevigs. Ik meen dat de kunnen zien. Daar zitten verhalen achter. Zouden ze ook aan Sluijters hun verhalen hebben verteld? Of zag hij het ook zo wel! Een schilder is een schilder!

Ik lees een stuk in “Het glinsterende pantser”:

Idyllen vervreemden mijn niet van mensen. Daar ik ‘het volk beschrijven’ moest, sloeg ik een blik op jonge dochters. Uit een winkel op een straathoek groetten mij twee jonge vrouwen. Zij bleven mij onbekend. Waren zij niet zo snel uit mijn gezichtskring verdwenen, één op de fiets, ik had hen kunnen aanspreken en meetronen naar een van mijn bosplekjes, waar gesprekken mogelijk waren, niet in de trant van dorpsschonen, - die waren zij ook niet, die op de fiets leek mij een wijkverpleegster, maatschappelijkheid had haar wellicht genoopt mij zo vriendelijk toe te knikken -, niet over koetjes en kalfjes, of hazen en konijnen, maar zó bijvoorbeeld: als zij zegt: het is warm, dan zeg ik: en droog, het klimaat verandert, en met haar enkele andere dingen. Zij: zou een klimaat kunnen veranderen in dit land? Ik: ja, en deze droogte droogt alle tranen. Zij: heeft u veel gehuild? Ik: het ging niet van harte, die tranen zijn het moeilijkst te drogen. Zij: ik heb iemand gekend… maar hoe heeft zij u ongelukkig kunnen maken? Ik: het was misschien een hij, of een hij en een zij tezamen, of meerdere hijen en zijen, en misschien was ik ongelukkig, omdat zij mij niet ongelukkig kon krijgen. Zij: dan heeft u altijd naast uzelf geleefd, dan kunt u moeilijk geholpen worden. Ik: zo is het, de schoonheid der mensen is voor mij zo ontzagwekkend, dat ik haar niet bezitten kan, maar aan anderen moet geven, soms opdringen… Zij: en dat gaat niet van harte… Ik: zoals mijn tranen, zo is het.

Ik geloof dat in zulke woorden de connectie gevonden kan worden. De grondtoon van alle verhalen. De toon ook van Hamsun. De toon dus van mezelf.


     

  
     



zondag 13 april 2025

Altijd weer nieuw

 
Claude Monet, “Camille op het strand van Trouville”, 1870-71

Dat de geschiedenis zich herhaalt, is vooral daarom zo leerzaam, omdat ze zich nooit op dezelfde wijze herhaalt. Men kan dus evengoed beweren, dat zij altijd weer nieuw is.

Citaat van Simon Vestdijk. Ik kijk naar de wereld, naar Rusland, naar Israël, zie wat nu in de VS gebeurt, en telkens weer blijf ik me verbazen. De geschiedenis leert me niks.

Ik ben begonnen aan “De koperen tuin”. Op mijn leeslijst van de middelbare school stond “Terug naar Ina Dammen”. Daarna heb ik nooit meer iets van Vestdijk gelezen.

Bij Mulisch heb ik geleerd hoe een niet optimale leeservaring je lang op het verkeerd been kan zetten. Laat ik ook Vestdijk een kans geven. Mooi citaat. Hij heeft veel geschreven. Ik zou er nog lang mee vooruit kunnen.

dinsdag 1 april 2025

Omdat ik niet zonder kan

 


Nieuwe dagboeken van Voskuil. In de zon lees ik wat willekeurige passages.

Het kabinet Den Uyl is gevallen. Hij komt op televisie, kamerzitting. “Ik kan niet zeggen dat ik van het begin tot het eind geboeid ben, het merendeel van de tijd verveel ik me rot, maar daar doorheen blijft het aangename gevoel dat ik vanavond een alibi heb om niets te doen. Ik vind het zelfs een beetje jammer dat ik daar niet in die kamer zit, al zou ik dan uiteraard geen genoegen nemen met een achterbankje. Een bezeten leven, waarin je geen tijd krijgt te beseffen dat het allemaal onzin is”. Vooral die laatste zin.

Brief aan Barend Voorham, over een van zijn verhalen: “Ik ben kennelijk je lezer niet. Aan mijn reactie heb je niets. Je kunt hem beter - en terecht - woedend naast je neerleggen. Tenzij zou blijken dat je over een paar jaar ook je eigen lezer niet bent. Als je dat risico wilt vermijden, dan kun je het het beste een jaar of acht in een la leggen voor je het overleest. Wanneer je dan om jezelf kunt lachen en in een helder, nuchter Nederlands onder woorden weet te brengen wat je werkelijk bezielde, dan is de kans groot dat ik dat wel met plezier lees en dat je aan mijn critiek geen behoefte hebt”. Voskuil liet zijn dagboeken jaren in de la voordat hij begon te bewerken. Ik schrijf een jaar of acht aan dit blog. Het sorteren komt nog wel.

Nog eentje dan, omdat Voskuil niet zonder kon: “Schrijven, dat is het, een kleine wereld, geheel voor jezelf”. Omdat ik niet zonder kan. Geen wonder dat ik een van zijn lezers blijk te zijn, ook al heb ik er wat weinig tijd voor. Wachten nu op mijn pensioen.

zaterdag 1 maart 2025

Psychische noodzaak

 
Walker Evans, “Coney Island Boardwalk”, 1929

Trump maakt ruzie met Zelensky en mijn gedachten schieten alle kanten op.

Niet zo lang geleden kocht ik twee dikke geschiedenisboeken van Ian Kershaw, over Europa vanaf de Eerste Wereldoorlog. Tot 2017, het jaar van verschijnen. Ik ben er nog niet aan begonnen. Voor als ik pensioen heb, dacht ik bij aanschaf.

De geschiedenis laat ons het heden beter begrijpen, zeggen ze weleens. Maar die uitspraak kan inmiddels ook de ijskast in. Trump maalt niet om de geschiedenis. De boeken van Kershaw voelen nu een beetje als een biografie van een nog levende persoon, die na verschijnen de verkiezing heeft verloren. Hillary, Kamala.

Ik zag een tijdje geleden een film over de jeugd van J.D. Vance, waarin hij als een sympathieke jongen werd neergezet. Zoals ze dat doen in Amerika. Ook al zo’n biografie die niet af is. Wie weet waar het nog op uitdraait.

Je kunt nadenken over wat macht met mensen doet. Of de nabijheid van macht, ook dat. Ik ben niet goed met dominante mannen, maar heb toch een hele tijd dicht tegen bestuurders aan gewerkt. Wat vaak goed ging trouwens. Maar wat zegt dat over mij. Ik heb de analyse nog steeds niet helemaal rond.

Weer denk ik over evenwicht. En het verstoren daarvan. Waarvoor op een gegeven moment een soort van psychische noodzaak ontstaat. Misschien zit daar wel een les vanuit de geschiedenis. Of anders voor ons eigen leven. Op het zelfdestructieve af.

Kennis van psychologie laat het heden soms beter begrijpen. Maar niemand neemt er notie van.

donderdag 27 februari 2025

Recht spreken

 
Leonid Pasternak, “De avond voor de examens”, 1895

In “De broers Karamazov” staat een hele verhandeling te lezen over de verhouding tussen het kerkelijk recht en het maatschappelijk recht. De hele discussie lijkt niet meer van deze tijd, maar de vraag of het bestraffen van misdadigers wel zin heeft als er geen enkele poging wordt gedaan om ze tot berouw te krijgen. We laten ze maar een beetje verpieteren in gevangenissen tot ze weer vrij komen en denken dat dat recht is gesproken. Dostojevski had daar moeite mee, en ik eigenlijk ook wel. Eigenlijk moest geen enkele misdadiger vrij mogen komen zolang die niet oprecht berouw betoont. Maar ja, wie moet dat dan weer beoordelen? Psychologen hebben het al druk genoeg met de slachtoffers.

dinsdag 25 februari 2025

Hetzelfde

 

Als we Deventer binnenrijden herken ik de Ceintuurbaan en even later de ramen waar Jaap en Suus gewoond hebben. Spil woont daar recht achter. Misschien is het te verklaren uit het onwezenlijke van de situatie, misschien ook wil ik, na een hele middag waarin hij aan het woord is geweest, iets terugdoen, iets menselijks van mijn kant. Hoe het zij, als we daar langsrijden, scheelt het weinig of ik zeg: ‘Achter die ramen heb ik vijftien jaar geleden geweldig liggen vrijen’. Liggen? Zitten? Staan? - ik aarzel over de juiste formulering en zwijg. - God weet gebeurt het nog eens dat ik mijn mond open, als ik nog iets afweziger ben, of als mijn controle om andere redenen verzwakt is, voor een kort ogenblik, of van ouderdom.

Ik heb geen grote geheimen wat dit soort dingen aangaat, maar ik herken het gevoel. Voor je het weet zeg heb je meer gezegd dan je zou willen. Anders kun je nooit eens Ad rem zijn. En dat wil je toch ook, zo af en toe, zeker onder collega’s.

Ik koop de dagboeken van Voskuil, zopas “Uitzicht op geluk”. Al bladerend lees ik wat. Alles draait om herkenning. Om redenen die ik nog steeds niet goed begrijp lijken we dat te zoeken. Het gevoel van ‘zie je wel, het gaat overal hetzelfde’.

Hoe kleiner de afwijking van de alledaagse werkelijkheid is, hoe meer ik ervan geniet, zegt Voskuil er zelf over, in een iets ander verband. Maar wat is genieten. Het leven is treurig, als je zijn dagboeken leest. Het lijkt een goede zaak dat hij ze bewerkt heeft tot een romancyclus.

vrijdag 14 februari 2025

Gedicht in proza

 
Heinrich Gogarten, “Winteravond in Hamburg”, 1892

Nog maar een keer Toergenjev dan. Als een gedicht in proza. Omdat ik het niet beter kan:

Het was een witte winter met de wrede stilte van wolkenloze vorst, met dikke, knarsende sneeuw, roze rijp op de bomen, een bleek smaragdgroene hemel, rookmutsen boven de schoorstenen, damp die naar buiten wolkje zodra ergens een deur openging, frisse gezichten in de bijtende kou en de jachtige draf van verkleumde paarden. De januaridag liep al ten einde; de avondkleden perste de roerloze lucht nog sterker samen en de bloedrode zonsondergang vervaagde vlug.

Gelukkig heb ik mijn boeken nog! Omdat de wereld er niet beter op wordt!

woensdag 5 februari 2025

Generaties en waarheid

 


‘Wel, hier lig ik, aan de voet van een hooischelf… Het piepkleine plekje dat ik inneem is zo miniem vergeleken bij de rest van de ruimte waar ik niet ben en waar ik geen rol speel; en het stukje tijd waarin ik leef is zo nietig vergeleken met de eeuwigheid waarin ik er niet was en niet zal zijn… Maar in dit atoom, in dit mathematisch puntje circuleert bloed, werken hersenen, ontstaan ook nog verlangens… Wat een dwaasheid! Wat een onzin!’
‘Mag ik erop wijzen dat wat je daar zegt voor alle mensen geldt…’
‘Je hebt gelijk. Ik bedoel dat zij, mijn ouders, dus bezig zijn en zich niet druk maken om hun eigen nietigheid, het vliegt ze niet naar de keel… Ik daarentegen… Ik voel alleen maar verveling en woede.’

Ik lees “Vaders en zonen” anders dan veertig jaar geleden. Ik ben niet meer voortdurend verliefd, zoals ik toen was, zoals Toergenjev zijn hele leven was. Ik heb cliënten met doodsangst, die de grote, overweldigende en angstaanjagende waarheid nauwelijks aankunnen. Ik ben anders. De ene generatie is de andere niet. En toch ben ik dezelfde. Tot in de eeuwigheid. Toergenjev is een groot schrijver. Toen, en nog steeds.

Alles is waar…

vrijdag 24 januari 2025

Bomen in het bos

 


Ik herlees Toergenjevs “Vaders en zonen”.

Anna Sergejevna zweeg even: ‘Hebt u dan geen greintje gevoel voor kunst?’ Vroeg ze, en ze leunde met haar elleboog op de tafel, waarmee ze haar gezicht dichter bij dat van Bazarov bracht. ‘Hoe kunt u daar nu buiten?’
‘Waar is kunst dan wel voor nodig, als ik vragen mag?’
‘Alleen al om mensen te kunnen begrijpen en bestuderen.’
Bazarov lachte spottend. ‘Ten eerste is daar de levenservaring voor, en ten tweede kan ik u vertellen dat het bestuderen van individuele personen niet de moeite waard is. Alle mensen lijken op elkaar, zowel naar lichaam als naar geest; ieder van ons heeft hersenen, een milt en een hart, onze longen zijn op eenzelfde manier gebouwd; en ook de zogenaamde geestelijke eigenschappen zijn bij iedereen gelijk: kleine variaties betekenen niets. Één exemplaar volstaat om een uitspraak te doen over alle anderen. Mensen zijn als bomen in het bos: geen botanicus gaat zich met elke afzonderlijke berk bezighouden.’

Een psycholoog is geen botanicus, denk ik dan. En toch stemt het tot nadenken…

vrijdag 27 december 2024

Menselijk

 
Sigmund Freud met dochter Anna, omdat het een mooie foto is.
Omdat alle vaders menselijk zijn. En ook niet vaders natuurlijk.

Ik lees een passage uit een boek van Frank Tallis over Freud, die me raakt. Een passage over de Rattenman, oftewel Ernst Lanzer (1878-1914), waarover ik al op Wikipedia schreef:

In loop van onze levens zijn er altijd momenten waarop we hopen moed te tonen, of ons kunnen onderscheiden. Maar er zullen ook momenten zijn waarop we bij wijze van spreken met Ernst in een hal zullen staan en een spiegel tussen onze benen houden. Dit is een zeer Freudiaanse visie op de mensheid, een visie die gedurende millennia in universeel in de kunst en literatuur is afgeweerd. Pas na Freud werden beelden van de menselijke absurditeit algemeen gangbaar.

Als karakter biedt Ernst een voorproefje van het absurde theater. Zijn belachelijkheid is amusant, maar toont ook een ondergrond van metafysische dwingelandij. Waar past masturberen bij het geluid van een posthorentje in Gods almachtige plan? Welk doel in de grote orde der dingen wordt gediend door een kind dat onder de rokken van gouvernantes kruipt? We kunnen Ernst gemakkelijk plaatsen op een ‘landweg met boom’ van Samuel Beckett in ‘Wachten op Godot’, een toneelstuk dat nachtmerries combineert met de gevatheid van vaudeville, van een luchtig toneelstuk. Becket, die leed aan verlammende angsten en depressiviteit, werd in de Tavistock Kliniek behandeld door psychoanalyticus Wilfred Bion. Hij was bekend met psychoanalytische literatuur. In de laatste scène van ‘Wachten op Godot’ zakt de broek van Estragon naar beneden. Pierre Latour, die Estragon speelde in de eerste productie van het toneelstuk in 1953, verzette zich daartegen. Maar Beckett was onverbiddelijk. Het was niet alleen noodzakelijk dat Estragons broek afzakte, maar hij moest echt op zijn enkels vallen. Toen ook lord Chamberlain, de oogste functionaris n de konklijke huishouding, eiste dat er geen broeken mochten vallen in de eerste Londense productie van het stuk, was Becket opnieuw op geen enkele wijze bereid daaraan gehoor te geven, hoewel hij had ingestemd met diverse andere veranderingen. Het beeld van Ernst met zijn broek op de enkels, een spiegel in de hand, heeft een kracht die verder reikt dat komedie. Het is in zekere zin wezenlijk. Een eerlijke en nederig makende herijking. Een noodzakelijk uitdaging van ouderwetse, narcistische grootsheidswanen. Zelfs als hij in een luchtspiegeling tussen Vladimir en Estragon staat, is Ernsts aanwezigheid in wezen geruststellend. Hij is absurd, maar ook heel aardig. Zo aardig dat Freud hem voor het diner uitnodigde.

Wat we achter gesloten deuren mogen doen, hoe vreemd we ook mogen lijken in de schijnwerper van de rede - met een broek rond onze enkels -, er is altijd og de mogelijkheid van acceptatie en een vriendelijk gesprek . Freud heeft plaats voor ons ingeruimd aan zijn tafel we worden nog steeds uitgenodigd - we zijn nog altijd menselijk.

Ik denk aan Stalin, die in zijn eentje crepeerde tijdens zijn laatste uren. Wie zegt dat er niets menselijks in hem zat, niks aardigs. Ik zou hem wel eens willen analyseren, mocht hij ooit terugkeren.

Ik denk aan sommige van mijn cliënten, en weet weer waarom ik terug psycholoog ben geworden. Sommigen zou ik zo uitnodigen voor het diner. We zijn nog altijd menselijk.

woensdag 11 december 2024

Catharsis

 
Klimt, “Medizin”, 1901-1907 (vernietigd in 1945)

Ik lees een biografie van Freud, die in Wenen woonde. 

Even een overpeinzing.

Hoe merkwaardig kan het voelen om te lezen dat ons psychologenvak zich in honderddertig jaar, sinds het aller begin dus van de psychologische wetenschap, in de basis zo weinig veranderd heeft. Bevestigd te krijgen wat ik ergens altijd heb geweten. Met Freud is de interesse ooit begonnen.

Nog voor 1900 schreef Freud over hysterie, casussen, met Breuer. De basisgedachte was om symptomen te verbinden aan oude trauma’s. Als de koppeling goed werd gemaakt vond een vorm van catharsis plaats en trad verlichting op. In feite precies wat ik nog altijd doe. Ik zie het nog elke dag. Freud zag het toen niemand het nog zag, en dat verdient lof, meer dan Karel hem ooit heeft willen geven.

Natuurlijk. Ik zie ook wel hoe Freud steeds weer naar de conclusie toe redeneert, dingen erbij bedenkt, andere zaken negeert. Hij past zijn bewijsmateriaal voortdurend aan aan de theorie, maar het maakt de theorie niet persé minder waar. En het werkt, nog steeds. Dat is wat ik constateer, hoewel, toegegeven, nog steeds met weinig bewijs.

Misschien moet ik straks eens een boek gaan schrijven over Freudiaanse aspecten in EMDR en schematherapie. Ik bedoel maar. Jammer alleen dat Karel het niet meer zal lezen.

donderdag 5 december 2024

Omschakeling

 


Tja, ben ik toch maar niet begonnen aan de biografie van Karel van het Reve, maar aan die van Sigmund Freud, die ik op de e-reader heb. Karel (ik mag Karel zeggen) zou zich omdraaien in zijn graf. Schreef ik enkele dagen geleden nog dat ik hem bewonderde, schakel ik door naar een van de personen die hij het meest verguisde. En toch voel ik ook een fascinatie voor Freud. Drie hoofdstukjes verder voel ik ook sympathie. Het kan blijkbaar allemaal samen, binnen mijn denkraam, en waarom ook niet. Freud moet je door een andere bril beschouwen dan die van Karel, ook al heeft Karel in de strikte zin des woords altijd gelijk. Je kunt alleen altijd gelijk hebben als je altijd door dezelfde bril kijkt, wat prijzenswaardig is, maar niet voor mij.

Karel was een man uit één stuk. Ik niet, denk ik. Maar I k weet niet of dat erg is.

zondag 1 december 2024

Boze Karel

 


Als iedereen zou schrijven wat hij dacht zou haast iedereen interessante dingen kunnen schrijven. De moeilijkheid is dat iemand die iets denkt, dat niet kan opschrijven, ja het haast niet denken kan. Het menselijk denken en het menselijk schrijven is voor 90 of 99% imitatief: wij denken alleen wat anderen denken, en de enkele keer dat wij iets eigens denken kunnen we dat niet opschrijven.

Uit: Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes.

Ik ben niet zo van het bewonderen, maar als ik dan toch iemand moet noemen zou het Karel van het Reve kunnen zijn. Zijn verzameld werk staat altijd binnen handbereik, met een voortdurende regelmaat lees ik weer een stukje en kom ik tot rust.

Na lang aarzelen heb ik nu toch de biografie van Willem Melching gekocht. De aarzeling zat hem in de recensies, die spraken over een politieke biografie, die vooral gaat over Karel’s denken en de ontwikkeling van zijn opvattingen. Het persoonlijke krijgt minder aandacht. Alsof je deze kunt scheiden, dacht ik steeds. En denk ik nog steeds.

Iets anders is ook weer dat in mijn zienswijze het mooie van Karel is dat je zijn denkwijze niet kunt vatten, en dus ook de ontwikkeling niet. Natuurlijk, hij werd opgevoed in een communistisch nest en later verwierp hij het communisme, maar niet om inhoudelijke redenen, maar vooral omdat hij van mening was dat niemand je ooit zou mogen zeggen wat je moet denken. Wat dat betreft is de titel dan wel weer prima gekozen. 

De aarzeling zat hem ook een beetje in de foto op de omslag. Ik zag er toch weer een oude norse communist in, die Karel zelf zo verwierp. Net als ik, niet om hun communist zijn, maar om hun mens zijn. Het is niet mijn bloedgroep, die oude communisten. Ik proef het ook een beetje aan de staccato stijl van Melching, die me al wat tegenstond toen ik het boek vorig jaar bij Broese ter hand nam. Ook vroeg ik me af of het wel goed is als een bewonderaar een biografie schrijft over de bewonderde held.

Hoe kan het zijn dat ik Karel toch zo bewonder? Want dat doe ik. Misschien moet ik gewoon maar eens beginnen met lezen. Wellicht dat ik zo van mijn vooroordelen afkom. 

woensdag 27 november 2024

Slachtoffers en identificatie


Viktor Vasnetsov, “Bogatyr”, 1898

Ik heb zojuist Timothy Snyder’s “Bloedlanden” herlezen. Een boek uit 2010 waarbij je mond soms openvalt. De planmatige massamoord op miljoenen individuen. In het laatste hoofdstuk tracht hij tot een soort van duiding te komen. Moraal wil ik het niet noemen.

Het is veel aantrekkelijker, althans tegenwoordig in het Westen, om zich te identificeren met de slachtoffers dan de historische achtergrond te begrijpen die ze gemeen hadden met de daders en passieve toeschouwers in de Bloedlanden. Identificatie met de slachtoffers betekent radicaal afstand nemen van de dader. <…> Toch is het niet duidelijk of deze identificatie met de slachtoffers veel kennis oplevert, of dat dit soort vervreemding van de slachtoffers een ethisch verantwoorde stellingname is. Het is geenszins duidelijk dat het reduceren van geschiedenis tot moraliteit leidt tot moreel betere mensen.
<…>
Niet één grote oorlog of massamoord in de twintigste eeuw is begonnen zonder agressors of daders die aanvankelijk beweerden dat ze slachtoffers waren. In de eenentwintigste eeuw zien we een tweede golf aanvalsoorlogen met slachtofferclaims, waarbij leiders niet alleen hun volkeren als slachtoffers voorstellen, maar expliciet verwijzen naar de massaslachtingen in de twintigste eeuw. De menselijke eigenschap van subjectief slachtofferschap is kennelijk onbegrensd, en mensen die geloven dat ze slachtoffers zijn kunnen worden gemotiveerd om extreem gewelddadige daden te verrichten.

Slachtofferschap mag nooit een excuus zijn om gewelddadig te worden. Toch moraal. Snyder ontleend zijn zienswijze een beetje aan Hannah Arendt, maar als je dit als historicus in 2010 schrijft weet je eind 2024 hoe waar dit moet zijn. En dat het wel nooit zal veranderen, lijkt me.

donderdag 17 oktober 2024

Goedgekeurd

 

Als een bekende Nederlander een boek schrijft sta ik meestal niet te springen om het aan te schaffen. Thom Hoffman heeft sinds zijn vertolking van Frits Eggers echter een klein streepje voor. Ik kocht zijn boek over Indië. Ook een beetje omdat Van Reybroucks Revolusie een paar jaar geleden mijn interesse voor het onderwerp had gewekt. Maar ook omdat Hoffman op de foto stond voor zijn boekenkast. Mensen met een boekenkast hebben een streepje voor. Ik speur altijd naar boeken die ik ken, maar ook als ik weinig vind ben ik tevreden. Ook zijn blik staat me wel aan. Goedgekeurd dus. Voor wat het waard is uit mijn mond.

Nu het boek nog lezen…