“Men zag elkaar alleen op de receptie's , en verder besprak men elkaar door de telefoon. Het misbruik van de telefoon voor huiselijk gebruik doodde alle gezelligheid tussen kennissen. Men zag elkaar niet meer, men hoefde zich niet meer te kleden en het rijtuig - de wagen - te laten inspannen, want men causeerde door de telefoon, in sarong en kabaai, in nachtbraak en kabaai, en zonder zich bijna te bewegen. De telefoon was vlak bij de hand en door de achtergalerij tjingelde telkens het belletje. Men belde elkaar op om niet, alleen om het plezier te bellen. De jonge mevrouw Harteman had een intieme vriendin, die zij nooit zag en iedere dag, gedurende een half uur lang, besprak door de telefoon. Zij ging erbij zitten, zo vermoeide het haar niet. En zij lachte en schertste met een vriendin, zonder zich te hoeven kleden, en zonder zich te bewegen. Zo deed zij met andere kennissen ook: zij maakte hare visite door de telefoon. Zij bestelde zelfs haar boodschappen door de telefoon”.
Soms wordt ik weleens gevraagd waarom ik van die oude boeken lees, terwijl en ook zoveel mooie nieuwe boeken verschijnen. Ik doe geen moeite om me te verdedigen.
Het fragment is uit “De stille kracht” van Louis Couperus, een roman uit 1900. Ik heb in recent jaren diverse boeken van Couperus gelezen, maar deze nog niet, niettegenstaande dat ik lang geleden met veel genoegen de televisieserie had bekeken. Of misschien juist daarom. Of om de sensuele verschijning van Pleuni, die niet los wilde laten. De mooie naam van Leonie van Oudijk. Wie zal het zeggen.