Labels

maandag 31 augustus 2020

Jongkind en Monet in Honfleur


Jongkind, “Marche à Sainte-Catherine, Honfleur”, 1864

Ik verbleef in Honfleur. Een kleine week liep ik dagelijks vanuit mijn appartement met mijn vrouw naar de ambachtelijke bakker, een paar honderd meter verderop. Dagelijks liep ik langs de woning in de Rue du Puits waar Johan Barthold Jongkind (1819-1891) woonde, tussen 1862 en 1865, zo meldt de plaquette. Aanvankelijk was het zijn bedoeling om zich in Le Havre te settelen, maar omdat hij vaak moe en verkouden was liet hij zich door Boudin overhalen naar Honfleur te gaan, waar het klimaat zachter en ‘droger’ zou zijn. Bovendien was Honfleur vele malen mooier dan Le Havre, constateerde Jongkind. Hetgeen ik zoveel jaren later nog altijd kan beamen.

Honfleur is een kunstenaarsstadje, met de ene galerie na de andere. De tijd lijkt er stil te hebben gestaan. De markt bij Sainte Catherine lijkt nog als twee druppels water op de markt vandaag de dag. Opnieuw de historische sensatie. In de zomer van 1864 arriveerde Monet in Honfleur. Hij sloot vriendschap met Jongkind en wekenlang trokken ze er samen op uit om te werken, waarbij Jongkind zich opstelde als de leermeester. Monet schreef later aan Bazille: “Jongkind was een goed mens, heel eenvoudig, verlegen, sprak erg slecht Frans. Hij keek naar mijn schetsen, nodigde me uit hem bij het werk te vergezellen, legde me het hoe en waarom van zijn werkwijze uit. Hij vulde de lessen aan die ik al van Boudin had gekregen en werd vanaf dat moment mijn ware leermeester. Aan hem dank ik het definitieve onderricht van mijn oog”.

Jongkind had een scherp oog. Op 14 september 1864 nam hij Monet mee naar het kerkje Nôtre-Dame-de-Grace, waar ik ook ben geweest, natuurlijk, alweer omwille van de sensatie. Ik zie ze zo voor me. Naast elkaar gezeten, in de open lucht, elk vanuit een iets andere hoek, aldus begonnen ze aan hun schilderwerkje. Elk vanuit een eigen visie, inmiddels. Oordeel zelf, zou ik zeggen. Dat Monet wat meer loof zag is tekenend. Wat moet de een van de ander hebben gedacht, toen ze elkaars resultaat bekeken? Wat doet het met de meester als hij ziet dat zijn leerling hem geleidelijk ontstijgt?


Jongkind, “Nôtre-Dame-du-Grace”, 1864

Monet , “Nôtre-Dame-du-Grace”, 1864

zondag 30 augustus 2020

Door de ogen van Courbet





In de zomer van 1869 arriveerde Gustave Courbet in het kleine Normandische kustplaatsen Étretat. Hij huurde er een huisje aan zee, geplakt tegen de linker klif, de Falaise d’Aval, oftewel olifanteslurf. Wij gingen wandelen op de tegenovergelegen Falaise d’Amont, met de kapel, van waaruit we een panoramisch overzicht hadden over de baai.

Als je het los kunt zien van de toeristen en de betekenisloze anekdotes is de kust van Étretat een van de meest ongerepte landschappen die ik ooit heb gezien. De transparante atmosfeer en de helderheid van het licht, door alle wolken heen, de oertijden en hun gebrek aan bescherming worden bijna voelbaar. De criticus Jules-Antoine Castagnary sprak bij het zien van Courbets werken van “een vrije en opgetogen lucht die voelbaar het doek in cirkelt en ieder detail tot recht doet komen”.


Als ik kunstschilder was zou ik ook naar Étretat trekken, dacht ik bij momenten. Maar ook ik was een van de vele toeristen en maakte alleen maar foto’s. Ik bekijk ze na terugkomst laat in de avond. Ze zijn goed gelukt. Even voel ik mezelf een kleine kunstenaar. Waarom niet? Ik ben geen Courbet maar ik kijk met dezelfde ogen. In weerwil van mezelf, dwars door alle toeristen heen.


Gustave Cournet, “ La Falaise d'Étretat après l'orage”, 130 x 162 cm, 1869-1870, Musée d’Orsay


zaterdag 29 augustus 2020

De kleine pathologie van Monet


Le Cathédrale de Rouen, le portal et la tour Saint-Romain,
plein soleil, harmonie bleue Et d’or,

107 x 73 cm, Musée d’Orsay Parijs

Nog een keer Monet, dan maar. Andermaal vanuit Normandië.

In 1892 huurde Monet een kamer tegenover de westelijke gevel van de gotische Kathedraal van Rouen. Hij zette er zijn ezel neer op het plein voor de ingang en in de twee volgende jaren zou hij de kerk meer dan twintig keer schilderen, meestal vanuit hetzelfde gezichtspunt. Het thema op zich was toevallig, interesseerde hem niet meer dan de hooibergen en de populieren, waar hij korte tijd eerder al series van maakte. Het ging hem om de studie van de effecten van licht en schaduw, op verschillende momenten van de dag, bij verschillende weersomstandigheden. Hij verzamelde de hele serie uiteindelijk in zijn atelier te Giverny om ze naast elkaar gerangschikt af te werken. Pas toen hij over de volledige reeks tevreden was bood hij er twintig aan bij Durand-Ruel, alle werken gedateerd op 1894, hoewel de meeste werden gemaakt in 1892 en 1893. Vijf versies in het Musée d’Orsay vormen nog een afspiegeling van de expositie die Ruel in 1895 organiseerde. Om ze daarna afzonderlijk te verkopen.

Monet schilderde zijn kathedralen in een hele andere stijl dan zijn eerdere werken, bijvoorbeeld aan het strand van Trouvilles, zoals ik die gisteren beschreef: minutieus werkte hij alle details uit, in een sterk impasto, met dikke verf, in zekere zin met meer aandacht voor het eeuwige dan voor het moment. De eeuwigheid die voortdurend verandert. Sommigen zien in de reeks een soort van symfonie, iets muzikaals. Zelf zie ik er eerder iets pathologisch in, iets van een nare droom. In april 1892 schreef Monet vanuit Rouen aan zijn tweede vrouw Alice Hoschedé: “Elke dag voeg ik iets toe, wordt ik weer verrast door iets dat ik me eerder niet bewust was. Het is vreselijk moeilijk, maar het gaat wel vooruit, geef me nog een paar dagen goed weer en een flink aantal werken kunnen afgerond worden. In ben uitgeput, kan niet doorgaan nu, en toch... Ik had de hele nacht nachtmerries: de kathedraal viel bovenop me - ze was helemaal blauw en rose en geel.

Ik stond voor de kathedraal in Rouen en zag alleen maar Monet. Eerder had ik zijn serie nooit zo begrepen. Ik hield meer van Monet om zijn werken in Trouvilles, en alle andere impressionistische wonderwerken. Bij zijn kathedralen had ik dat wondergevoel nooit gehad. Maar nu wel. Ik zocht het plekje op waar Monet ongeveer moet hebben gezeten. Toen er een wolk voor het zonnetje schoof zag ik met eigen ogen de verandering. Ook ik heb wel wat pathologische sporen in me. Net zulke, misschien. Ik zou daar de hele middag hebben kunnen blijven staan. Maar mijn vrouw zou gezegd hebben: “doe niet zo raar”! En mijn vrouw heeft altijd gelijk. Op naar het Grand Horloge. Het was weer een mooie dag in Rouen, 128 jaar later, door alle oorlogen heen, doorheen de verkleuringen, nog steeds.


Effet de matin
Soleil couchant
Temps gris
Fin d’après midi
Soleil couchant, façade rouge

vrijdag 28 augustus 2020

Monet in Trouville


Monet, “Hôtel des Roches Noires, Trouvilles”, 1870

Dan ook maar even Claude Monet, die ook in Trouville-sur-Mer schilderde. In de jaren 1860 zou hij er een hele reeks strandtaferelen maken. In de stijl van Boudin, op een krijtwitte ondergrond, hoewel de vlakverdeling en een zekere stijfheid van de figuren soms eerder aan Manet doen denken. Het snapshot-idee van zijn werken preludeert op het impressionisme.

Dat Monet vaak aan de Normandische kust schilderde was niet zo verwonderlijk, aangezien zijn familie uit Le Havre kwam en - niet onbelangrijk - zijn grote liefde Camille Doncieux graag vertoefde in de mondaine badplaatsen, in het bijzonder ook in Trouville en in Saint-Étienne-Adresse. Meermaals zou hij haar ook afbeelden op het strand, en plein air (de zandkorrels zitten nog op de doeken waarop ze staat geportretteerd), genietend van het leven, zoals ik op vakantie.

Bovenstaand schilderij toont het schitterende hotel Roches Noires te Trouville, dat ik bezocht. Geschilderd aan de vooravond van de Frans-Duitse oorlog representeert het hotel ten volle de glorie van het tweede keizerrijk. De vlaggen representeren nog de internationale broederliefde. Proust zou er verblijven en beschreef het in zijn magistrale Op Zoek naar de Verloren Tijd. Monet zelf echter had in 1870 financiële problemen en moest genoegen nemen met een klein pensionnetje achteraf. Hetgeen uitermate tot zijn spijt moet zijn geweest, gezien zijn toewijding aan Camille, met haar parasolletje voor het prachtige hotel. Zo moet het gegaan zijn!


De houten promenade op het strand van Trouville, 1870

Sur les Planches de Trouvilles, Hôtel des Roches Noires, 1870

Camille op het strand bij Trouvilles, met mondkapje, 1870

Camille met de vrouw van Eugène Boudin aan het strand van Trouvilles, 1870
Delen van de lucht, de bovenkant van de parasol en de hand van Mdm. Boudin zijn onbeschilderd.

 

donderdag 27 augustus 2020

Boudin en Trouville


Eugène Boudin, “Het strand bij Trouville”, 36 x 48 cm, 1865

Natuurlijk zal ik ook andere dingen schilderen, maar ik zal toch voor altijd de schilder van stranden blijven.

Eugène Boudin (1824-1898) werd geboren in Honfleur, aan de monding van de Seine, dit jaar mijn vakantiebestemming, niet te ver van huis. Een klein museum in zijn geboortehuis ligt bij mij om de hoek. Later woonde hij in Le Havre, aan de noordkant van de Seine, waar hij een winkeltje in schildersbenodigdheden had.

Vanaf de jaren 1840 ging er een trein van Parijs naar Le Havre en voer er van Le Havre een veerboot naar Trouville-sur-Mer, dat samen met het aanpalende Deauville zou uitgroeien tot een van de eerste mondaine badplaatsen in Normandië. Ook Boudin zou er vaak gaan schilderen, net als anderen: Millet, Courbet, Corot, Delacroix. In Le Havre passeerden ze zijn winkeltje en kregen er advies over de allermooiste plekjes. Aangemoedigd door hun positieve reacties op een aantal schilderijen die hij zelf had gemaakt, en die in zijn winkel hingen, legde Boudin zich vanaf eind jaren veertig ook zelf op het schildersvak toe en liet de winkel steeds vaker aan zijn compagnon.

Boudin werkte rond 1860 in Trouville met de jonge Monet, wiens leermeester hij werd. Hij was een der eersten die zichtbaar en plein air schilderde en met zijn lichte, spontane stijl geldt hij was wegbereider voor het impressionisme, misschien nog wel meer als de schilders van Barbizon. Zijn vrije penseelvoering geeft een schetserige uitstraling, alsof hij aquarelleerde. Vormen zijn aangegeven met losse streken en kleurvlekken, vaak met sterk verdunde verf. Meestal schilderde hij op een witte ondergrond, peinture claire, hetgeen zijn schilderijen een opvallend heldere indruk verleende. Bovendien schilderde hij vaak op hout, waardoor de kleuren een opvallend heldere gloed kregen.

Ik bezocht Trouville. Ik zocht er Boudin en vond er zijn schilderijen, al die kleine werkjes met de vergelijkbare titels. Doorheen alle toeristen voelde ik de negentiende eeuw. Nog steeds. Van Boudin wordt wel gezegd dat hij de onderwerpen voor zijn schilderijen bijzaak vond. Een beetje is dat misschien ook wel zo. De figuren op het strand zijn niet meer dan accenten in zijn compositie, gegroepeerd onder een grote grijze lucht. Toch stralen zijn Trouville-schilderijen een atmosfeer uit die ik nog steeds herken en die zijn werken moderner maken dan welke andere werken ook van voor 1870. Ook wij zijn slechts stipjes onder een oneindig wijdse hemel, ook ik, voor even op het strand van Trouville.










dinsdag 25 augustus 2020

Bardot in Deauville



Op het strand van Deauville, tegen de unieke oude stenen badhuisjes, gelegen aan een al even unieke planken strandpromenade, hangen allemaal foto’s van beroemdheden die de badplaats ooit bezochten. Ook Brigitte Bardot was er, in 1967, met haar toenmalige echtgenoot playboy Gunther Sachs, een puissant rijke nazaat van Wilhelm von Opel.

Toen Bardot en Sachs in 1966 trouwden kregen ze van de al even steenrijke zakenman Lucien Barrière, eigenaar van het immense Cassino in Deauville, een huis in het stadje aangeboden, als kado. In de zomer van 1967 waren ze veelvuldig op het strand te vinden, wat natuurlijk ook de bedoeling was, recht voor het Casino. Een stukje noordelijker zat ik met mijn ouders in Zeeland. Meer als vijftig jaar terug.

Op 16 augustus 1912 werd het Casino van Deauville nog geopend door Sergej Djagilev en zijn Ballets Russes, met een uitvoering van La Spectre de la Rose, in een uitvoering van Michel Fokine en met Nijinski in de hoofdrol. Kostumering door Leon Bakst. Meer als honderd jaar geleden. Ik las het in een boek. En nu ben ik hier.

Ik probeer de coïncidenties tot me door te laten dringen, zoals ik vaak doe op vakantie, Door alle auto’s heen, rijdend, geparkeerd, op zoek naar de historische sensatie. Ook dat. Nog eens een halve eeuw verder en ik zal er niet meer bij zijn. Daar wil ik nu nog even niet aan denken. Kome wat komt. Mijn blik trekt steeds naar achteren.

zondag 23 augustus 2020

Oorlogskerkhof




Ik ben in Normandië en bezoek de oorlogskerkhoven. De geallieerde begraafplaats vermeldt geen geboortedata, de Duitse wel. Dat trekt toch de aandacht. Zonder leeftijd ben je wel erg anoniem, hoe goed ook onderhouden.

Op de Duitse begraafplaats realiseer ik me dat we het moment naderen dat geen enkele van de gevallenen nog geleefd zou kunnen hebben. De jongste soldaten zijn van 1926. Nog vijftien jaar verder en er is ook niemand meer die nog een van hen gekend kan hebben.

Het collectief menselijk geheugen is honderdvijftig jaar, heb ik met ooit laten vertellen: dat je ooit iemand hebt horen praten ergens over, die het uit de eerste hand heeft gehoord, of die iemand uit het verleden nog persoonlijk heeft gekend.

Op een moment is het weg. Alles zal verdwijnen. Verloren levens. Welk leven raakt niet verloren, uiteindelijk. Eenentwintig duizend Duitse mannen op een kerkhof. Jonge mannen, in de leeftijd van mijn zonen. Te veel en groot om te bevatten.

Maar het was een mooie dag in Normandië. De zon scheen. Gezellig. Veel gezien. Lekker gegeten.

Wat kun je doen?

vrijdag 21 augustus 2020

Jerry, Jessica of Vicky


Patrick Lichfield, “Jerry Hall”, 1980

Jaren vijftig actrice Vicky Dougan schijnt model te hebben gestaan voor Jessica Rabbit, archetype voor de femme fatale. Voor mij blijft Jessica echter voor alle eeuwigheid geassocieerd met Jerry Hall, muze van Brian Ferry, Mick Jagger, Rupert Murdoch zelfs. Style needs money.

De hoezen van de eerste vijf elpees van Roxy Music zijn iconisch. De vijfde en laatst elpee uit de high voltage periode is wat minder, maar de hoes met Jerry maakt veel goed. Mijn moeder begreep het niet, maar na bijna een halve eeuw concludeer ik dat het mijn voorkeuren grondig heeft beïnvloed.

Zelf heb ik wellicht wat minder stijl in mijn leven, ook onvoldoende middelen wellicht, maar ik blijf het prachtig vinden. Wat zou ik ook een goede vent zijn geweest om veel geld te hebben, denk ik weleens. Om meteen daarna te overwegen dat het prima en genoeg is om af en toe alleen van de foto’s te genieten, vanuit mijn eigen terras, glaasje bier, beginnend aan mijn vakantie. Verzuchtend hoe mooi ze is! Het is prima zo! Ook zonder femme fatale.


Vicky
Jessica

donderdag 20 augustus 2020

Vakantie




We maken het leven veel te complex, in ons eentje.

Het kan niet elke dag vakantie zijn, hoorde ik ooit een van mijn leraren zeggen.

Waarom niet? zou Pooh vragen. Kan best hoor! zou Christopher Robin zeggen.

dinsdag 18 augustus 2020

Weg denken


Titiaan, “Venus van Urbino”, 1538


                                                        Geborgen tussen muren,
                                                        Donker in de maanloze nacht,
                                                        In de ochtend sta je eerder op,
                                                        Alsof ik daarop heb gewacht,
                                                        Het licht dat toch weer is gaan schijnen,
                                                        De droom die ik heb weg gedacht.


maandag 17 augustus 2020

Die had gemoeten


Modigliani, “Jeanne Hébuterne au grand chapeau”, 1918

Nog eens Hamsun:

Trouwens, ik moet u een vraag stellen: hebt u ooit gezien dat een man degene die hij moet krijgen gekregen heeft? Ik niet. Er is een verhaal over een man die God zo op zo’n manier verhoorde dat hij zijn eerste en enige liefde kreeg. Maar veel geluk was hem niet geschoren. En waarom niet? zult u opnieuw vragen en ik antwoord u: om de doodeenvoudige reden dat ze onmiddellijk daarna - onmiddellijk daarna - stierf, haha, onmiddellijk daarna. Zo gaat het altijd. Natuurlijk krijg je de vrouw niet die je zou moeten hebben; maar als het dan eens een enkele keer gebeurt door een satanische streek van recht en gerechtigheid, dan sterft ze prompt daarna. Je wordt immers altijd bij de neus genomen. Dus zit er voor de man niets anders op dan een andere liefde te nemen, een zo goed mogelijke, en het is niet nodig dat hij vanwege deze ommezwaai doodgaat. Ik zeg u, het is door de natuur zo geregeld dat hij het best uithoudt.

Als je jong bent leeft je een droom, die gedoemd is te sterven, onmiddellijk daarna. Als je later toch kunt zeggen: terugkijkend heb ik de vrouw gekregen die ik had moeten hebben, dan is het goed. Ook al had je dat toen nog niet in de gaten.

Ook Hamsun veranderde met de jaren, net als zijn boeken. Soms weet je het enkel achteraf.

zondag 16 augustus 2020

Newtons kardinale deugd


Helmut Newton, “16th Arrondissement”, Vogue, december 1975

Sommige foto’s van Helmut Newton intrigeren tot in het diepst van mijn vezels. Zetten aan tot psychoanalytische beschouwingen. Raken aan de basis van schoonheid. Leren ons over de kern van het leven en haar kardinale deugden.

Newton exploreert op subtiele en suggestieve wijze de relatie tussen de dame en haar dienstmeisje, heimelijk, van onderuit beschouwend, als een voyeur. We zien de dame des huizes in de half geopende deur, haar rechterhand met tasje krachtig geplaatst tegen de post (niemand kan er door), staande in hoog gehakte schoenen op een breed-verhoogde drempel, waardoor ze met haar lengte nog meer neerkijkt op het dienstmeisje dan normaal al het geval zou zijn geweest. De strakke verticale en diagonale lijnen in de compositie verlenen de foto haar essentiële gestrengheid. De dame staart intens en dominant naar haar dienstmaagd, die gedienstig toehoort. Er wordt een spanning gesuggereerd die ontstaat vanuit menselijke verhoudingen, die nooit gelijk zijn, dat ook nooit moeten zijn, die het leven de tensie geven die die nodig is, maakt dat het de moeite waard blijft, zorgt dat iedereen zijn best blijft doen. Hiërarchie is veelvoudig maar essentieel. Dominantie is een kardinale deugd, onderwerping vaak het krachtigst mits gedragen vanuit trots. Ik denk aan Nietzsche, Hamsun, terug weer naar Freud.

De dame op de foto is het Zweedse model Gunilla Lindblad, gekleed in een zorgvuldig voor de compositie geselecteerde jurk. Het dienstmeisje is Nathalie Kent, een Frans model met wie Newton vaker samenwerkte. De foto werd gemaakt in hotel Particulier in het 16e arrondissement te Parijs, waar Newton midden jaren zeventig woonde en werkte.

vrijdag 14 augustus 2020

Deugd zonder werken


Morisot, “Jour d’été”, 1879

                                                         Druk is een deugd,
                                                         Voor wie het hardste moet werken,
                                                         Wijsheid is anders,
                                                         Meestal niet voor de sterken,
                                                         Voor de zwakkeren zegt men,
                                                         Die het niet laten merken,
                                                         Dat ze sterker dan sterk zijn,
                                                         En dat zonder te werken.

donderdag 13 augustus 2020

Discipline kun je leren


William Holman Hunt, “The awakening Conscience”, 1853

Nog een stukje:

     Eigenlijk heb ik de seksuele kant van het leven nooit zo best begrepen. Zinnelijke behoefte, inferieur, vijandig aan mijn denken. Welbeschouwd zijn er maar twee mogelijkheden: of je bevre­digt je zinnen op een rationeel en naar jezelf toe verant­woorde wijze, of je doet er volledig afstand van. Want anders smokkelt ze in je leven net zulke onzuivere bestand­delen naar binnen als die zij zelf bevat, schreef Tsjechov. Alles leidt tot spijt.
     Ik laat me niet meer in met vrouwen als zij niet mooi en aan­trekkelijk zijn, houd ik me voor. En ik doe het ook niet meer als ik met mezelf niet in het reine ben. Maar ook dat is niet genoeg. Altijd gaat het ergens wel mis.
     Er is veel discipline nodig.

Bijna veertig jaar geleden dat ik dit schreef. Merkwaardig stukje, voor die leeftijd. Discipline kun je leren. Valt minder moeilijk als de richting is gevonden. Ik zeg het er maar even bij.

woensdag 12 augustus 2020

In de zucht van Victoria



Edvard Munch, “Scheiding”, 1896

Ik herlees Hamsuns Victoria en bij de afscheidsbrief wellen de tranen als vanzelf weer in mijn ogen, net als veertig jaar geleden, tijdens voortdurende verliefdheden, net als twintig jaar geleden, op vakantie aan de Toscaanse kust, op het terras van een huisje, in de schemer van een zwoele zomeravond. Nu ben ik zestig. Als ik tachtig ben nog steeds.

Ik duikel een roman op die ik schreef toen ik vooraan in de twintig was. Bij herlezing enkele jaren geleden schrok ik van mijn eigen sentimentaliteit en stopte het snel weer onder de stapel. Maar gelukkig is alles behouden, voor het juiste moment. Voor nu. Ik zoek naar de afscheidsbrief, als apotheose van een jeugdzonde. Na lezing van Victoria mag het nog een keer:


     "Mijn liefste,

     Het is vreemd om te bedenken dat ik, die tot voor kort nooit iets anders heeft verlangd dan van jou te mogen houden, dat ik na zo’n korte hereniging toch weer afscheid van je kom nemen. Uit vrije wil, deze keer, maar ik kan niet anders. Het is zoals het zijn zal.

     Toen ik je die maandag na al die jaen voor het eerst weer terugzag, dacht ik even dat mijn benen zich verslikten. Ik stond als versteend in het deinen van de boot. Al die vergane jaren ben je eigenlijk geen moment uit mijn gedachten geweest, en dan plotseling, als een schicht stond je daar weer. Ik had je bijna niet herkend, tien lange jaren, maar de trilling door mijn aders verraadde schokkend dat jij het was, dat jij het werkelijk moest zijn. Mijn denken verstomde. Van blijdschap? Van angst? Van angst, vooral angst wist ik later. Maar dat was pas de volgende dag. Eerst was er nog het verlangen, die welgezochte toenadering, maar dan zag ik diep ook weer je ogen, hoorde je stem met die dwingende vibratie. Weer bang. Ik voelde weer ons hele verleden dwars door mijn lijf. Tot woensdag was er nog twijfel, maar nu is donderdag. Ik heb nauwelijks geslapen. Nu pas realiseer ik mij dat degene die ik al die jaren in mijn gedachten heb gekoesterd hooguit een deel van jou geweest kan zijn, een geïdealiseerd beeld van het hoogste geluk. Een herinnering die mijn leven verrijkt heeft, een gedachte die mij troostte door de traagheid van mijn leven.
     Waarom ben je weer gekomen. Mijn heil of mijn onheil. Jij die me verduistert en verlicht. Je hebt me uiteindelijk bedrogen. Ik herkende je ogen, ik herkende je stem. Boosaardig doorheen die verbeten intensiteit, beze­ten doorheen het gevoel. En dan ook die verwarde discussies weer., net als vroeger De hele geëmotioneerde toestand van tien jaar geleden kwam weer volledig boven. Bijna even was ik weer bang, bijna net zo bang als ik toen ben geweest, zo bang als ik nooit meer opnieuw wilde zijn.

     De omstandigheden hebben gewild dat ik je hier niet kon­ ontlopen, maar je moet begrijpen dat ik in de consequenties niet kan volharden. Ik heb je al gezegd: ik zoek rust. Iedereen zoekt rust in zijn leven. Alles wat een mens doet is uiteindelijk op zijn rust gericht. Een valse herinnering kan daar deel van zijn, ons samenzijn is ech­ter uitgesloten. Dat is me nu absoluut duide­lijk. Mijn droom is voorbij.
     Wat gisternacht tussen ons is gebeurd (wat is er eigenlijk gebeurd?) moet je maar zien als een grap van het leven. Een poging om die droom op zijn waarde te schatten. Een laatste greep naar het hoogste geluk. Maar ik kon er niet meer bij. En nu weet ik dat ik beter niet zo hoog meer moet gaan reiken. Respecteer die conclusie, gun me de rust, en laat me verder mijn leven.
     Wellicht heb je me zonet voor de laatste keer gezien, vrijdagochtend zal het zijn. Ik heb me voorgenomen niet te spreken, begrijp me als ik volhard. Ik zeg het beter in een brief. Vergeet me niet, ik zal je niet vergeten.

Hilde.

     P.s. Ik had het je niet willen zeggen, misschien wil je het ook niet weten, maar voor de duidelijkheid lijkt het me toch beter als je ervan op de hoogte bent: ik weet sinds maandagochtend dat ik een kind verwacht. Een nieuwe droom wel­licht, een nieuwe energie van mijn liefde, bezegeld wellicht door ons weerzien. Zie het zo.

maandag 10 augustus 2020

Iedereen behalve Catherine




Catherine Deneuve viel me in mijn tienerjaren nooit zo op. Niet als schoonheid, waar je een film op uitselecteerde. Op een of andere manier was ze voor mij altijd die wat oudere vrouw, die mijn moeder had kunnen zijn. Ze was ook maar zeven jaar jonger. Maar dat waren er meer, bij wie ik dat om een of andere reden nooit zo dacht. Zonder veel moeite.

Nu zie ik de dingen anders. Zeker als Helmut Newton de fotograaf is. Foto’s uit 1976, toen ik zestien was. En zij drieëndertig. Nu denk ik niet meer aan mijn moeder. Nu denk ik eerder aan mijn vader, maar die is al jaren dood. We worden oud, dat is wat ik denk. Iedereen, behalve Catherine Deneuve, onder de Lens bij Helmut Newton.

Zo krijg je weer zin om je Frans op te halen. Mijn beste vak, toentertijd.





zaterdag 8 augustus 2020

Andermaal Dinan


Geo Poggenbeek, “Gezicht op Dinan”, 33,2 X 51 cm, 1896, Rijksmuseum Amsterdam

Soms ruim ik wat op in de digitale foto’s die ik voor mijn schrijverijtjes heb opgeslagen. Soms vind ik het ook weer zonde, en doe ik het toch maar niet. Nog maar een keer. Waarom niet? Ook God blijft zich herhalen, tot vervelends toe.

Een kleine twee weken geleden scheef ik een stukje over Poggenbeeks "Gezicht op Dinan". Op internet vond ik onderstaande foto, met een beetje hetzelfde panorama, zo ongeveer uit de tijd dat Poggenbeek er zijn schilderij maakte.

Het uitzicht is er nog steeds. Bretagne is mooier dan gedacht. En dichtbij genoeg om om in coronatijd te bereiken. Soms beleef je een bijzonder moment. Huizinga noemde het de "historische sensatie": het plotselinge bewustzijn dat het verleden echt bestaan heeft. Ik zag er Poggenbeek zo zitten. Ik zie er mezelf zitten. En ik weet, en ik voel, zolang God het voor het zeggen heeft, er zal nooit iets veranderen.


Dinan rond 1900

vrijdag 7 augustus 2020

Langs de randen van de tijd


Van Gogh, “Korenveld met kraaien”, 1890

                                                     Langs de randen van de tijd,
                                                     Uit de diepte weer omhoog,
                                                     Tot de bodem van mijn spijt,
                                                     En de waarheid die ik loog.

                                                     Langs de twijfel achter muren,
                                                     Uit een cirkel zonder end,
                                                     Tot het leggen in de luren,
                                                     Ook de leugen weer herkent.

                                                     Langs oevers van het water,
                                                     Uit een eindeloze zucht,
                                                     Tot het wachten weer op later,
                                                     Blijft het altijd een gerucht.


woensdag 5 augustus 2020

Dali Atomicus


Philippe Halsman, “Dali Atomicus”, 1948

Soms evenaart de foto het kunstwerk van de grootmeester zelf.

De in Letland geboren Amerikaanse fotograaf Philippe Halsman maakte in 1948 bovenstaande foto van zijn grote idool en vriend Salvador Dali. De foto moest dezelfde surrealistische uitstraling en kunstzinnige pretentie hebben die het werk van Dali ook in zich droeg. En het lukte. Dali dacht intensief mee over de enscenering, waarmee het uiteindelijk een soort van samenwerkingsproject werd. Alles was nog handwerk. Dali’s schilderij Leda Atomica en de schildersezel werden opgehangen aan pianosnaren. In de studio stonden diverse mensen om Halsman te assisteren, waaronder zijn vrouw en dochter. Zijn vrouw hield de stoel omhoog en net op het moment dat Dali zijn sprong maakte gooiden de andere andere helpers drie katten en een emmer vol water door de lucht. En dat meerdere keren, vierentwintig om precies te zijn. De getoonde versie werd geselecteerd en gepubliceerd in Life Magazine.

Het idee voor de foto ontstond al jaren eerder, toen Halsman en Dalí Met elkaar spraken over een foto van Harold Edgerton uit 1936, Coronet, waarin een melkdruppel werd getoond die opspatte uit een plas. Halsman en Dalí waren vooral geïntrigeerd door het gevoel van spanning en beweging dat de foto opriep en besloten samen een vergelijkbaar werk te maken. Zij kwamen zelfs even op het idee  om een levende kip op te blazen en te fotograferen, maar dit bleek bij wet verboden.

Met Dali’s Leda Atomica deelt de foto de symboliek van onderbreking en discontinuïteit. Zelf schreef Dali ooit in de derde persoon over het schilderij, en daarmee over zijn vrouw Gala"Dalí shows us the hierarchized libidinous emotion, suspended and as though hanging in midair, in accordance with the modern 'nothing touches' theory of intra-atomic physics. Leda does not touch the swan; Leda does not touch the pedestal; the pedestal does not touch the base; the base does not touch the sea; the sea does not touch the shore.

Ik ga niet proberen dit citaat te vertalen. Alles hangt in de lucht. Niets blijkt verbonden, puntje bij paaltje. Een diepe waarheid waar je niet altijd vrolijk van wordt. Maar tegelijk heeft het iets luchtigs, iets komisch zelfs, is het prachtig, zoals het hoort, foto zowel als schilderij.



Leda Atomica, 1949

Harald Egorton, Coronet, 1936

maandag 3 augustus 2020

Klassieke roman


Fritz Eichenberg, “Baasrode en Odintsova”, 1941

Ik heb een boek van Italo Calvino: Waarom de klassieken lezen? In het eerste hoofdstuk geeft hij een definiëring van een klassieke roman in veertien punten. Ik mis echter het punt van de tijdloosheid. Een klassieke roman is tijdloos, over honderd jaar nog steeds interessant om te lezen. Calvino zal het met me eens zijn geweest, maar hij schreef het niet op.

In herlees Vaders en Zonen van Toergenjev in de nieuwe vertaling van Froukje Slofstra. De roman is meer dan honderdvijftig jaar oud, met gedateerde thematiek, een ouderwetse opbouw, met tussenhoofdstukken, een klassieke verteller. Zelfs inde nieuwe vertaling blijft het taalgebruik plechtig. Maar lees het maar eens. Dan weet je dat het klassiek is.

Een kort citaat ter illustratie

Trouwens, over geluk gesproken, kunt u me zeggen hoe het komt dat wanneer we ergens van kunnen genieten, van muziek bijvoorbeeld, een mooie avond, of een gesprek met aardige mensen, dat dat allemaal eerder een verwijzing lijkt naar een onmetelijk, elders bestaand geluk dan dat het werkelijk geluk is, geluk dat we zelf bezitten? Hoe komt dat? Of voelt u dat misschien niet zo?

Odintsova tegen Bazarov.

Tijden veranderen. Mensen niet echt. Zo’n passage kan over honderd jaar nog steeds!

zondag 2 augustus 2020

Der ramp van Roméo Dumoulin


Dumoulin, “Louise op 22-jarige leeftijd”
Isaac Israëls, “Naakt voor zonnebloemen

























Roméo Dumoulin (Doornik 1883 - Brussel 1944) behoort niet tot de canon van de Belgische schilderkunst. Hij werd vooral aangetrokken tot het pittoreske en het humoristische. In zijn serieuzere werk noemde hij zich luminist. Het was aardig, maar niet bijzonder. Geen Kröyer, geen Pissarro, geen Israëls, ook al zie ik de parallellen. Net niet. Bovenstaand naakt, een vroeg werk, kreeg van het veilinghuis ooit een richtprijs mee van 500-700 euro. Daar haal je Wikipedia nog niet eens mee.

Dumoulin is wel om een andere reden bijzonder. Er overkwam hem een persoonlijke ramp. In mei 1940 exposeerde hij in Rotterdam, in de kunstzaal van de gebroeders Koch aan de Noord-Blaak. De tentoonstelling wordt aangekondigd in het Rotterdams Nieuwsblad van 9 mei, daags voor de oorlog (kunstnieuws, zesde blad, pagina 1). Op 14 mei het bombardement. Alles ging in vlammen op. Vijftig van zijn beste werken in de vlammenzee, jarenlange arbeid, zijn levenstrots, in een klap alles weg. Met terugwerkende kracht zou je medelijden krijgen. Vier jaar later was hij dood. Een ellendige oorlog moet dat zijn geweest.


Dumoulin, “Vrouw in bloementuin”


Kröyer, “Rozen


Dumoulin, “Het huis van mijn moeder”























































Pissarro, “Côtes deS Boeufs â l’Hermitage