Labels

zondag 26 juli 2020

Poggenbeeks mijmering bij Dinan


Geo Poggenbeek, “Gezicht op Dinan”, 33,2 X 51 cm, 1896, Rijksmuseum Amsterdam

Geo Poggenbeek (1853-1903) werd door kunstcriticus Philippe Zilcken beschreven als “een en al gevoeligheid”. Zilcken voegt daaraan toe: “Als dat niet uit zijn werk spreekt, niet minder merk je dat wanneer je hem ontmoet: uiterst bescheiden, vriendelijk en innemend”.

Poggenbeek wordt niet gerekend tot de grootste schilders van zijn tijd. Doorgaans wordt hij beschreven als een navolger Mauve en soms ook Breitner, met weinig eigenheid, “bekorend, niet groots, niet diep van zin” lees ik in een Groene Amsterdammer van 1906.

Voor mij heeft Poggenbeek alle eigenheid die ik zoek. Zijn “Gezicht op Dinan” uit 1896 kan gerekend worden tot de beste werken van een Hollands kunstschilder aan het einde van de negentiende eeuw. Wat mij betreft mag het vergeleken worden met “les toits blues” van Gauguin, naburig ontstaan.

Poggenbeek reisde in 1876 met collega-kunstschilder Nico Bastert door Zwitserland en Italië, om aansluitend een jaar lang te werken in Bretagne en Normandië. Hij noemde die periode later “een groot genieten”. Altijd is hij blijven zoeken naar datzelfde gevoel. Ook later reisde hij nog diverse malen af naar Frankrijk, de laatste keer in 1895-1896, toen bovenstaand werk ontstond. Hij moet gezeten hebben net buiten de stad Dinan, aan een landweg, als een buitenstaander die mijmert over wat geweest is. Die denkt aan zijn vroeg overleden vriend Theo Hanrath. Over het einde van zijn leven. Begin 1903 zou Poggenbeek overlijden, 49 jaar jong, waarschijnlijk aan tuberculose. Na het wegvallen van zijn generatiegenoten werd hij vergeten. Zijn landschappen, ooit liefkozend “Poggenbeekjes” genoemd, brengen geen topprijzen meer op. In de grotere musea bevindt het meeste van zijn werk zich in depot. Zo ook in het Rijksmuseum. Zijn “Gezicht op Dinan” wordt op de website zelfs pijnlijk foutief aangeduid als “Gezicht op Dinant”. Er wordt geen acht op geslagen. Conservatoren en curatoren tonen doorgaans weinig eigenheid in hun keuzes, gevangen als ze zitten in hun eigen commerciële raamwerk. Ze zouden mij eens moeten vragen.


Paul Gauguin, “Les toits blues”, Rouen, 1884