Gabriël, “Een wetering bij Abcoude”, 1878 |
Heb ik alles van Nescio ik denk wel zes keer gelezen, maar nog niet zijn natuurdagboek. Buiten regen. Zit er nu wat in te bladeren. Het leest als een bezwering. Een “ewige Wiederkehr des Gleichen”. Fietstochtjes in de jaren vijftig. Wat is er eigenlijk veranderd in al die jaren? Langzaam wordt het donker. De dagen zullen weer korten en vanzelf ook weer gaan lengen. Tot ver na onze dood. God blijft zich herhalen. Zoals in “De uitvreter” staat: 'Het water stroomde maar, de zon scheen er maar in, honderd, duizend, honderdduizend maal. Voor tweeduizend jaar scheen de zon er al in en stroomde het water maar. God weet hoe lang al. Meer dan 700.000 maal was de zon sedert al opgegaan, meer dan 700.000 maal was i ondergegaan, al dien tijd had het water gestroomd. Hij werd beroerd van dat getal.’
Citaat:
’25 Juni 1952. Deze week is de week van de jasmijn. Aan den weg tegenover dien tuin met de 4 kippen (aan den Grebbeweg) tusschen de boomen door naar de diepte en de verte kunnen kijken, naar den hoogen rand van de Veluwe omtrent Ede. Beneden: weiland en boomen en daarin 3 koeien die later uit het panorama waren gewandeld.’
Bijna heb ik vakantie. Dit jaar gewoon in Nederland. Het is goed zo. En dat kun je nog opschrijven ook, ootmoedig, berustend. Zo moet ik het ook maar eens proberen. Als je ooit een titaantje bent geweest heb je verder niks meer nodig.