Labels

woensdag 22 juli 2020

Kandinsky’s betovering



Kandinsky, “Kozakken”,  94,6 x 130,2, 1910, Tate Liverpool


Wil Grohmann (1887-1928) in zijn studie over Wassily Kandinsky (1866-1944):

Op zekere dag trad hij in de schemering zijn atelier binnen en zag daar plotseling ‘een onbeschrijflijk schoon, met innerlijk gloeien doordrenkt schilderij’. Hij zag niets dan vormen en kleuren, geen inhoud. Het schilderij was van hemzelf. De volgende dag was de betovering verbroken; hij herkende pijnlijk duidelijk het onderwerp van het schilderij. ‘Ik wist toen precies, dat het onderwerp van mijn schilderijen schaadde.’ 

In de periode 1908 - 1914 werkte Kandinsky vaak in het dorp Murnau, nabij München. In deze jaren onderging zijn benadering van de schilderkunst een beslissende verandering. Het thematische en figuratieve raakte geleidelijk steeds meer ondergeschikt aan de indruk die kleur en vorm maakten, waarmee hij uiteindelijk een honderd procent abstract kunstenaar genoemd kon worden. Hij voelde geen behoefte meer om de dagdagelijkse werkelijkheid te representeren, maar wilde vooral emoties uitdrukken, gearrangeerd als een muzikale compositie.

Volgens Kandinsky voerden bepaalde kleuren hem terug naar gevoelens uit zijn vroegste jeugd, de eerste basis. Hij beleefde ze als een spirituele ervaring. Zijn abstracte werken lenen zich ook uitstekend om bekeken te worden met mooie muziek op de achtergrond, zoals van Wim Mertens, in het filmpje hier beneden. Kandinsky zag zijn werk ook als een vorm van componeren. Puur visueel ben ik echter het meest geporteerd van de schilderijen uit zijn overgangsperiode, zoals het hierboven getoonde doek uit 1910, waarop de kozakken met hun oranje hoeden nog net herkenbaar zijn. Een klein lijntje met de werkelijkheid vind ik blijkbaar toch belangrijk. In alles wel.