Knut Hamsun door Edvard Münch, 1896 |
Knut Hamsuns Mysterien (1892) is voor mij nog steeds de ultieme roman, het boek dat me vormde en dat nog altijd de basis van mijn denkraam vormt. Voor de zoveelste keer herlezen.
De onwaarschijnlijke drang tot individualiteit, die me als jong volwassene in al mijn vezels deed vibreren. De aanklacht tegen reductie van het individuele tot voorgevormde vaste schemata, opgedrongen door de samenleving. In zijn essay “Uit het onbewuste zielenleven” uit 1890 schreef Hamsun: “Een man die handel drijft met paarden, bijvoorbeeld, is puur en alleen paardenhandelaar. Hij is paardenhandelaar in elk woord. Hij kan geen sprookje lezen of het over bloemen hebben, of in geinteresseerd, nee, hij moet altijd een luide stem hebben, altijd op zijn portefeuille kloppen, altijd barbaars vloeken en naar stal ruiken”. Dit stuitte Hamsun tegen de borst. Hij zou loskomen van elke context, los van het verleden, en richtte zich volledig op het unieke, op de zin van het moment nog voor die zin gevormd werd, nog voor de interpretatie en nog voor de verklaring, zonder symboliek.
Mysteriën is een aanklacht tegen het realisme in de literatuur, zoals dat eind negentiende eeuw hoogtij vierde. Het gaat niet om de unieke ontwikkeling van de persoonlijkheden, maar om toevallige krachten waardoor ze op het betreffende moment gestuurd worden, los van context en verleden, waarover we nauwelijks iets te weten komen. En als we al iets te weten komen zet het ons telkens weer op het verkeerde been. Er is geen enkele verbondenheid, in tijd noch context, met wat dan ook. Elk moment maakt je andermaal vrij, anders, uniek. Van alles wat er in Nagel omgaat kan nauwelijks iets worden herleid tot een welbepaald ik-beeld. Het enige dat zich in hem manifesteert komt tot uitdrukking in de innerlijke monologen, de stream of conciousness, die op volstrekt onsamenhangende wijze flarden laat zien van wat er in hem omgaat, willekeurig, bepalend en onbeduidend, rood en wit. Maar zelfs dan... Komt het van binnen of komt het van buiten? Wat representeert nog het individuele, in uiterste consequentie. En hoeveel symboliek blijft uiteindelijk verborgen onder al die woorden, zichtbaar, vervlogen, verdrongen.
Een mens heeft duizend gezichten. Elk moment een ander gezicht. Telkens opnieuw. Op zoek naar gezichten van vroeger. Het buitengewone. Ook dat. Naar een boek waarin ik me ooit zo herkende. Telkens weer opnieuw. Telkens weer opnieuw. En nog steeds ben ik niet te definiëren.