In de zomer van 1869 arriveerde Gustave Courbet in het kleine Normandische kustplaatsen Étretat. Hij huurde er een huisje aan zee, geplakt tegen de linker klif, de Falaise d’Aval, oftewel olifanteslurf. Wij gingen wandelen op de tegenovergelegen Falaise d’Amont, met de kapel, van waaruit we een panoramisch overzicht hadden over de baai.
Als je het los kunt zien van de toeristen en de betekenisloze anekdotes is de kust van Étretat een van de meest ongerepte landschappen die ik ooit heb gezien. De transparante atmosfeer en de helderheid van het licht, door alle wolken heen, de oertijden en hun gebrek aan bescherming worden bijna voelbaar. De criticus Jules-Antoine Castagnary sprak bij het zien van Courbets werken van “een vrije en opgetogen lucht die voelbaar het doek in cirkelt en ieder detail tot recht doet komen”.
Als ik kunstschilder was zou ik ook naar Étretat trekken, dacht ik bij momenten. Maar ook ik was een van de vele toeristen en maakte alleen maar foto’s. Ik bekijk ze na terugkomst laat in de avond. Ze zijn goed gelukt. Even voel ik mezelf een kleine kunstenaar. Waarom niet? Ik ben geen Courbet maar ik kijk met dezelfde ogen. In weerwil van mezelf, dwars door alle toeristen heen.
Gustave Cournet, “ La Falaise d'Étretat après l'orage”, 130 x 162 cm, 1869-1870, Musée d’Orsay |