Voor Hamsun was de mens niet meer dan een reeks voortdurend veranderende stemmingen, vaak zonder een spoor van samenhang", schrijft Singer in zijn essay "Knut Hamsun: kunstenaar van het scepticisme". Dat spoort met de veranderende modi in de schematherapie. We doen van alles, voortdurend, ook vanalles wat tegen ons werkt. We weten vaak nauwelijks waarom.
Weer heb ik Hamsun’s “Mysteriën” herlezen, in het Duits, zoals het hoort. Ik snap de woorden van Singer: het gaat niet om de handeling, om de uiterlijkheden van wat zich afspeelt, want die ken ik intussen wel, het gaat om de mysterieuze motieven en stemmingen die eraan te grondslag liggen, waarin ik mezelf herken. Om een of andere reden zoek je altijd naar de bevestiging daarvan. Bij Hamsun vind ik die nog steeds.
Ik heb een mapje met artikelen over Hamsun op mijn computer. Eentje ervan beschrijft het gedrag van de protagonisten uit zijn vroege boeken als performatief: ze spelen verschillende vormen van mannelijkheid, de meeste - zo lees ik - “outdated”, om het maar even onvertaald te maken. Nu is natuurlijk alle gedrag performatief, zelfs als je het niet wil, maar de bron, waar het vandaan komt, kan nooit “outdated” zijn natuurlijk. Dat wat onder de ijsberg zit, de stemmingen en motieven, rivaliteit, moed, agressie, dominantie, onderwerping, trots, mededogen, oerdriften die er al zitten sinds de savannen. Ook al worden ze in ons gedrag niet altijd meer herkend. Ook bij mij niet.
Maar toch zoek ik ze nog steeds. Omdat het de poëzie is van mijn ziel. Het zal daarom zijn dat ik nog altijd herlees. Omdat dat ik anders ben dan hoe ik lijk.
Zoals iedereen trouwens.