Sisley, “Vue du Canal Saint-Martin”, 1870 |
Herbert Marcuse was de goeroe uit de jaren zestig, een tijd die ik voor mijn gevoel net heb gemist, hetgeen me lang gespeten heeft. Begin jaren tachtig schreef ik nog een paar stukjes in De Vrije Gedachte, maar toen was het al te laat.
Marcuse was de verkondiger van de ultieme individuele vrijheid. “Dare to be different” was zijn credo. Ik herinner me ooit iets te hebben gelezen over een polemiek die hij voerde met de Amerikaanse psychoanalytica Karen Horney (hoe verzin zo’n naam, stripboek). Marcuse verweet de psychoanalytici in zijn algemeenheid dat ze er alleen maar op uit waren iedereen terug op het pad van de middenmoot te krijgen. “Mainstream” was norm. Afwijkend gedrag was lastig, moest worden behandeld. Waanzin, vond Marcuse.
Ik werk al bijna dertig jaar in de GGz. Tegenwoordig behandel ik zelfs weer een beetje. Marcuse heeft gelijk, in zekere zin, natuurlijk. De psychiatrie is erop gericht om mensen te normaliseren. Vraag is echter wat de mensen werkelijk drijft. Vraag iemand met ernstig psychiatrische aandoening wat hij of zij het liefste wil dan krijg je te horen: huisje-boompje-beestje, een gewone relatie. Mensen willen rust in hun hoofd. Tom Cruise zei ooit: mensen met een psychose “are just in another state of mind”. Tom Cruise heeft geen notie van menselijk leiden, Marcuse geen notie van de menselijke natuur.
Enfin. Norbert Elias wees er al op dat een samenleving alleen maar kan functioneren bij de gratie van aanpassing, normalisatie, de grijze middenmoot, zo je wilt. Hij heeft gelijk. Ook in de samenleving is een zekere rust geboden. Marcuse had ook gelijk, op zijn manier, maar zijn waarheid vertelt hooguit de helft. Repressieve tolerantie is ook een vorm van tolerantie, uiteindelijk. Misschien wel de beste, zegt ik veertig jaar later. Dat heb ik dan weer geleerd.