Edgar Degas, “Het gordijn”, ca. 1880 |
Adoratie is van alle tijden. Degas was fan van opera en ballet. Een superfan, avant la lettre. Hij was kind aan huis bij de Opera van Parijs. In 1855 bezocht hij daarnaast 55 keer het net geopende Palais-Garnier, waar hij 37 keer de inmiddels vergeten opera Sigurd van Ernest Reijer zag. En het was niet alleen voor werk. Tot ongeveer 1885 ging zijn hele geld zowat op aan theaterbezoek.
Wat wel anders is bij Degas is dat hij de boel niet mooier maakt dan het is. Wat nu grensoverschrijdend gedrag heet bracht hij feilloos in beeld. De jonge meisjes en de oude notabelen, vrouwen die zich opdringen, mannen die hun hoge positie misbruiken. Hij laat het allemaal zien. “Misschien heb ik vrouwen ook zelf wel te vaak als beesten gezien”, bekende hij aan het einde van zijn leven.
Wat ik er ook van denk, zijn werken blijven uitzonderlijk. Maken iets in mij los wat het midden houdt tussen ‘ik had er wel bij willen zijn’ en ‘gedraag je’. Aantrekking en weerzin. Misschien is dat het wel. Misschien is zulk soort spanning wel de basis van goede kunst. Een strijd die voortvloeit uit beschaving, de pijn van het ‘sociaal contract’, zoals Freud het noemde. De kern van ons mens-zijn.