Sierk Schröder, “Portret van Wilhelmina, koningin der Nederlanden “, 281 x 191 cm, 1947, Rijksmuseum |
Een trotse koningin. Staande, ten voeten uit, bovenaan trappen. Op het hoofd een diamanten diadeem, om de schouders een lange hermelijnen mantel. In de linkerhand een witte struisveren waaier. Zo zag ze zichzelf. Zo werd ze gezien door de Nederlanders, zo kort na de oorlog. Trots. We hadden de Duitsers verslagen.
Mijn ouders waren jong in die tijd. Ik voel nog de tijdsgeest. Er waren goeien en er waren kwaaien. En wij waren de rechtvaardigen. De cowboys met de witte hoeden.
Het portret is afkomstig uit het Hoge Commissariaat te Djakarta waar het tijdens rellen op 6 mei 1960 zwaar beschadigd werd. Forse messteken, met inkt besmeurd. Diepe haat. Ook een portret van Juliana in het zelfde gebouw werd beschadigd. Ik was intussen ook geboren.
De geschiedenis is bekend. Na de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië in 1949 bleef Nieuw Guinea Nederlands bezit. Om de invloed te kunnen behouden. Zwaar tegen de zin van Soekarno. In 1957 ontketende deze een handelsoorlog tegen Nederland en in 1960 was er opstand. In 1962 vond onder internationale druk de overdracht plaats. Tegen de zin van Luns, van die broer.
Het beschadigde portret laat bij uitstek zien hoe er altijd twee verhalen zijn. Hoezeer de morele verontwaardiging van mijn ouders ingegeven door de eigen bekrompenheid, die typerend was voor hun generatie. Die misschien nog steeds typerend is voor het westerse denken. Die ook in het klein aanwezig is in onze alledaagse werkelijkheid. Iedereen is nog steeds een cowboy met een witte hoed.
Goed dat het portret nooit hersteld is. Jammer dat het niet meer op zicht is.