Ik schreef al eerder over Vermeers “Gezicht op Delft”. Over de tijd heen voel ik telkens weer de bewondering. Nu niet anders dan Proust, ook alweer zo lang geleden.
Het is het geheel. Het zijn de details. De gele vlekjes.
Ik zie de twee poorten, met de reflecties in het water, die iets langer zijn gemaakt dan ze eigenlijk hadden moeten zijn, teneinde een harmonische verbinding te maken met de oever van de Schie op de voorgrond.
Ik zie de stipjes, die het glinsteren van het licht lijken weer te geven. Kunsthistorici zien die stipjes vaak als het bewijs dat Vermeer een camera obscurantisme gebruikte bij het schilderen: een apparaat waarmee je een tafereel via een lens op een plat vlak kunt weergeven en zo natekenen. Gezien door een camera obscura ziet het licht op onscherpe delen eruit als kleine lichtpuntjes.
Het zijn deze lichtpuntjes die nog steeds door de tijd reizen, mogelijk andermaal 365 jaren van andermaal 360 graden. Proust en ik zullen verdwijnen, zoals mensen worden vergeten, zoals Vermeer is vergeten, zo “Gezicht op Delft” ons allemaal overleven. Ik durf niet te zeggen: tot in de eeuwigheid.