Van Gogh, Uitzichtspunt op Montmartre”, 1886 |
In Frankrijk gaan de gele hesjes protesteren tegen de lage lonen en de stijgende belasting. Ik zie Lilian Marijnissen op de televisie iets zeggen over mensen in armoede en dat de regering er niks aan doet. Je weet al van tevoren er gaat komen. Het stoot me af. Protesteren of ergens bezwaar tegen maken heeft iets zelfgenoegzaams. Het morele gelijk van de rechtvaardigen. Ik had dat al met Mient Jan Faber. De wereldverbeteraars. “Man of peace, man of war, the peacock spreads his fan”, aldus de dichter-zanger.
Ik wordt te oud denk ik. De ironie verandert in cynisme. De ziel is eruit als het om dit soort rechtvaardigheid gaat, en om politici die zich er eigenaar van maken. “A working class hero is something to be”, dacht ik vroeger, met een andere zanger. Maar het gaat enkel om het eigen gewin. Ik trek me meer en meer terug uit het krakeel. “The older I get, the surer I am that I’m not running the show”, zong de dichter-zanger. Ik laat het met liefde aan anderen. En die gele hesjes mogen ze allemaal naar SiberiĆ« sturen, wat mij betreft.
De ziel is er lang nog niet uit. Ik ben nog steeds die communist. Lenin de wereldverbeteraar. Boos van binnen. Armoede zonder keuzes is een schande. Als mijn hoofd op het hakblok ligt reken ik niet op solidariteit. Daar kun je alle kanten mee op. Geef de keizer wat des keizers is.