Picasso zag de fotografe Dora Maar voor het eerst in 1936, in het Parijse kunstenaarscafé Les Deux Magots in Saint-Germain-des-Prés, waar ze door Paul Éluard was geïntroduceerd. Zijn was 28, hij 54. Hoewel hij nog maar kort geleden zijn vrouw had verlaten voor zijn maîtresse Marie-Therese Walter, was hij direct onweerstaanbaar gebiologeerd door haar zwarte schoonheid, maar toch vooral ook door het theatrale in haar gedrag, dat iets onverschrokkens en wreeds in zich had. Zijn latere muze en biografe Françoise Gilot beschrijft hun ontmoeting als volgt: “Ze droeg zwarte handschoenen met geborduurde roze bloempjes. Ze trok haar handschoenen uit en pakte een lang spits mes, dat ze telkens tussen haar vingers in de tafel dreef, om te zien hoe dicht ze bij elke vinger kon komen zonder zich te snijden. Af en toe miste ze met, een fractie van een millimeter, waardoor haar handen met bloed bedekt raakten”. Picasso ging naar haar toe, verzocht haar om hem haar handschoenen te schenken en stalde ze uit in een vitrine in zijn huis, een vitrine die hij nog steeds bezat toen hij overleed, ondanks hun verwijdering later.
Foto uit 1937 door Man Ray, die zich herinnerde: “In al hun theatraliteit waren ze zoals ze waren” |
Picasso Picasso en Dora Maar zouden bijna tien jaar een verhouding hebben, zonder dat hij overigens zijn relatie met Walter beëindigde. Ze werd zijn belangrijkste model, muze, maatje en klankbord, met wie hij als een der weinigen de complexiteiten van zijn werk kon bespreken. Hij beschreef Maar in 1937 als “een duivelse verleiding, gehuld in een masker van tranen en een schitterende hoed”. Talloze keren probeerde hij haar karakter in portretten te vangen, op het obsessieve af. Zijn “huilende vrouw”. Telkens leek hij niet tevreden. Maar zei er zelf over: “Al zijn portretten van mij zijn leugens. Het zijn allemaal Picasso’s, niet een is Dora Maar”. En natuurlijk, de spiegel gaat altijd via hem. Het beeld van Maar was echter voorwaarde om tot resultaat te komen, hoe onbevredigd dat voor hun beide vaak ook was. Twee wrijvende grootse en theatrale persoonlijkheden. It takes two to tango. Picasso’s portretten van Maar zijn buitenmatig intrigerend. Ik kan er eindeloos naar kijken, ook naar de foto’s. Ik voel weer iets van binnen van een vroeger ideaalbeeld. Niet zeker dat je daar gelukkig van wordt, zeker niet als het talent van een Picasso je ontbeert, en de theatraliteit natuurlijk. Ik geniet al voldoende van dit soort anekdotes, de schilderijen, de foto’s. Unieke mensen, huilend met het hart