Gerard Bilders: “De hooiberg”, 1860, 51 x 63 cm, Gemeentemuseum Den Haag |
Gerard Bilders (1838-1865) was van nature zwaar op de hand, maar ondanks het melancholische karakter van zijn werk hebben veel van zijn landschappen iets zonnigs en blijmoedigs. Hij stond daar zelf van versteld, zo blijkt uit zijn dagboek: “hoe kan het toch zijn dat ik in mijn werk altijd iets vrolijks, gezelligs, de zonnige kant van het leven weer weer lijk te willen geven, terwijl de stemmige, donkere schilderijen mij beter gevallen en innerlijk oneindig meer aanspreken”.
Bilders, zo blijkt uit zijn dagboeken, onderwierp zijn beweegredenen steeds aan een grondige inspectie. Hij verklaarde bovenstaande vanuit zijn streven om eindelijk ook eens goed verkopende schilderijen te schilderen, een streven dat zo sterk was dat hij er - zo meende hij - zijn eigen zwaarmoedige aard door vergat. Of die analyse juist is mag wat mij betreft worden betwijfeld. Op 24 maart 1860 schreef hij in zijn dagboek: “Deze zomer wil ik me erop toeleggen de stemming in de natuur te bestuderen en de indruk die zij op mijn innerlijk maakt”. Uit deze periode dateert “De hooiberg”, evenals zijn bekendere “Weiland bij Oosterbeek”. Opnieuw waren het frisse zomerlandschappen.
“De hooiberg” en “Weiland bij Oosterbeek” werden geschilderd in de open lucht. Het zijn twee ongedwongen werken, harmonisch gecomponeerd, en zeker niet somber stemmend. De romantische aandacht voor het overweldigende heeft plaatsgemaakt voor een realistische gerichtheid op eenvoud en atmosfeer. Het zomergevoel overheerst. Schaduwen wisselen af met zonovergoten delen van een weide. Je kunt de bijen haast horen zoemen. Ik herken mijn eigen jeugdjaren honderd en meer jaren later. Zittend in het lange gras, tussen de bomen, turend over de weiden achter mijn ouderlijk huis. Ik was volmaakt gelukkig in die tijd. Alleen wist ik dat nog niet. Dat weet je altijd pas achteraf, doorgaans als het te laat is. Ook Bilders was gelukkiger dan hij meende.
“Weiland bij Oosterbeek”, 1860, 39 x 55 cm, Rijksmuseum |