Labels

vrijdag 27 april 2018

Frida’s zelfportretten


“Zelfportret met doornen halsketting en kolibrie”, 1940
Kahlo kijkt de toeschouwer recht aan vanuit een achtergrond
met grote groene bladeren. Om haar nek draagt ze een ketting
van doornen, waaraan de aap links aan het vlechten is. Rechts zit
een zwarte kat, die ongeluk brengt. Aan de doren die haar hals
bekneld hangt een kolibrie, die staat voor vrijheid, maar dood is.
Haar nek bloed. Toch blijft ze kalm. Ze verdraagt de pijn.

In 1939 bevond het tumultueuze liefdesleven van Frida Kahlo zich op een dieptepunt. De scheiding van haar man Diego Rivera, die haar eerder bedroog met haar zus Christina maar van wie ze nog steeds zielsveel hield, werd definitief. Een relatie met de Hongaars-Amerikaanse fotograaf Nicolas Muray bracht niet waar ze op hoopte. Daarbij verslechterde ook haar fysieke toestand, die altijd al zwak was geweest, mede door een kinderverlamming en een busongeluk. Ze leed veel pijn.

Om in haar levensonderhoud te voorzien produceerde Kahlo vanaf 1939 een grote hoeveelheid zelfportretten, die opvallen door hun gelijkenis, allemaal op bustelengte en overeenkomstig in gelaatsuitdrukking. Afgezien van een thematische variaties onderscheiden ze zich alleen in de symbolische attributen, vaak dieren, en in texturen en achtergronden, deels in door Mexicaanse volkskunst beïnvloede kleuren en patronen. Centraal perspectief en proportionaliteit worden veronachtzaamd, waarmee de grens tussen de werkelijke wereld en de fantasie vaak nauwelijks nog herkenbaar is.

De kracht van haar zelfportretten zit in de eenvoud, zowel in vormgeving en thematiek. Die eenvoud legt de focus op de symboliek en daarmee het wezenlijke. Kahlo wil vooral stemmingen uitdrukken, haar ongeluk en zielepijn, maar zonder zelfmedelijden. Haar lijden gaat verborgen achter een steriele, ernstige maskerachtige gezichtsuitdrukking, die vooral laat zien hoezeer ze in zichzelf is gekeerd. Toch voel je haar gedachten heel sterk, met name via de rijke vormgeving en de symbolistische details die ze overdadig toevoegt, vaak ook wortels of planten waarin ze verstengeld raakt. De portretten hebben iets bezwerends. Het repeterend effect dat ontstaat bij een gezamenlijke presentatie van de vele zelfportretten uit die periode versterkt dat gevoel, ook al is het deels ontstaan vanuit een snelle, op de verkoop gerichte productie.


“Ik en mijn papagaaien”, 1941
De papegaaien symboliseren de Hindoestaanse
liefdesgod Kama en de behoefte aan seks.
Het schilderij ontstond tijdens een periode dat
ze Muray weer regelmatig zag.
“Zelfportet, opgedragen aan dr. Eloesser”, 1940.
Op de banderol staat als opdracht: mijn arts en
Beste vriend. Met als mijn liefde. Frida Kahlo.
Eloesser was steun en toeverlaat van Kahlo
wanneer ze fysiek ernstig leed.

“Zelfportret met aap”, 1939.
De aap geldt in Mexico als schutspatroon voor de
Dans, maar ook als symbool voor geilheid.
Kahlo beeld het beestje echter vooral uit als een
bezield lief dier dat de arm om haar heen slaat.




“Zelfportret als Tehuana”, 1943
Het portretje van Rivera op het voorhoofd verbeeld
Kahlo’s obsessieve liefde voor hem.
Ze draagt Tehuana-kleding, waar hij zo van hield.
De wortels van de bladeren lijken een spinnenweb waarin
ze haar prooi, Rivera, probeert te vangen.

 
“Thinking about death”, 1943.
In Mexixo staat de dood vaak ook voor
wedergeboorte. Dit wordt mede verbeeld door de
doornige achtergrond: na de pijn volgt een beter leven.
Tevens zegt het werk: ik denk veel aan de dood.