Jackson Pollock, “Ruim vijf vadem diep”, 129,2 x 76,6 cm, MoMA, New York |
Pollock, “Convergence”, 1952, 242 x 399 cm, Albright-Knox Art Gallery, NY |
Hoe langer je kijkt naar Jackson Pollocks prachtige rijpere werken, zeg van na 1945, hoe meer je wordt ondergedompeld in zijn zelf gecreëerde wereld. Het zijn warrelingen van lijnen en kleuren waarin het figurale volledig ontbreekt, maar wel nog een suggestie van ruimte aanwezig is, die je volledig meezuigt. Het lijkt een nieuw universum van subjectieve creativiteit, ver weg van menselijk kwaad, dood en vernietiging, die de oorlog had gebracht. “Totaalcomposities” worden zijn werken wel genoemd. Ik kan me daar wel in vinden. Effecten ontstaan door het toeval, door intuïtief de verf over een op de grond liggend doek te laten druipen. Het experiment geeft energie, op zichzelf.
Als je op zoek gaat naar de inspiratiebronnen van Pollock kom je uit bij het surrealisme van Marcel Duchamps en Arshile Gorky, soms ook bij het expressionisme. Zelden lees je iets over het impressionisme. Toch zie ik in Pollocks rijpere werken vooral ook overeenkomsten met de latere werken van Monet, met name in diens waterlelies en Japanse bruggetjes. Deze schilderijen, vaak op groot formaat, hebben vergelijkbare effecten op de toeschouwer als de werken van Pollock: ze verdelen de aandacht gelijkelijk over het hele doek en zijn in belangrijke mate ontstaan op basis van toeval en associatie. Ook bij Monet is hier sprake van een totaalopvatting, waarin kleurcompositie domineert over de beperkt aanwezige figurale aspecten. Ze zijn bijna bovenzinnelijk, op eenzelfde wijze waarop ook Pollocks schilderijen abstract zijn: ze ontstijgen de wereld waarin we leven, nemen je mee naar het onbekende. Een vlucht, zoals alle kunst vluchten is. Vooral als je er lang naar blijft kijken.
Monet, “Waterlelies, 1904, 107 x 112 cm, Denver Art Museum |
Monet, “De Japanse voetbrug”, ca. 1922, museum of Fine Arts, Houston |