“De twee belangrijkste personen in dit verhaal zijn Heintje en Matje (Mathieu) Beekman, een onafscheidelijke tweeling”.
Als ik de beginregels herlees krijg ik nog steeds kippenvel, net als bij de illustratie. Bijna een halve eeuw geleden zat ik op school in Weert, in de brugklas. Beekman en Beekman was het eerste boek voor volwassenen dat ik las, zo zag ik dat, aangeprezen door een Brabantse leraar Nederlands. “De gebroeders aten allebei een boterham met rookvlees”, hoor ik hem nog voorlezen. Ik denk aan de sullige buurjongen Hendrik van Ham, die er weer tussen werd genomen, aan de streken met Hellemonder Bert van Rooy op het internaat in Weert, nota bene. Het was de start van een lange carrière als lezer, die nog altijd duurt. Vrijwel alle boeken die ik later gelezen heb heb ik nog steeds in bezit, maar Beekman en Beekman was ik ergens kwijtgeraakt. Nu heb ik de eerste druk. Hoera! Ongezocht! Kadootje voor mezelf! Dat moet soms in deze tijd. Of ik het ga herlezen weet ik nog niet. Een heel boek is toch anders dan een beginregel. En een mooie herinnering moet dat misschien ook maar blijven.