Labels

woensdag 15 april 2020

Morgen zullen we wel weer verder zien


                                                        Pieter Groot, “Titaantjes”


Toen Nescio naar India was geweest en de Ganges had gezien zei hij: “geeft mij maar het Gein”.

Nadat ik weer een stukje Ulysses had geprobeerd dacht ik: “Geef mij maar Nescio”.

Duitsland heeft Faust, Frankrijk Candide, wij hebben Nescio, schreef Harry Mulisch.

Nescio’s stijl van schrijven voelde weldadig na alle hoogdravende volzinnen die de Tachtigers over ons uit hadden geschud. Hoewel Nescio de levenswandel van Kloos en zijn vrienden wel weer bewonderde. Net als ik. Hij zat zelfs even in een soort Walden-kolonie.

Ik las Madelon de Keizers biografie van Verwey en zag diens gedichten als lardering. Daar ging het niet om. Goed leven is ook een kunst. Nescio werd uiteindelijk een kantoormannetje, een beetje zoals ik. En af en toe schrijven we wat op.

Er gebeurt niet veel bij Nescio, dat weten we. Geen grote daden. Het idealisme van de “aardige jongens” kantelde al snel naar berusting. Ik heb het nooit echt geprobeerd, denk ik nu. Maar het is goed zo, dat denk ik ook. Het moet maar blijven zoals het is. Ook God blijft zich herhalen. Er is nog altijd veel moois, dicht bij jezelf.

Het is laat. Het was mooi weer. “Een schonen dag heb ik weer op de eeuwigheid veroverd. De zon is onder. Morgen zullen we wel weer verder zien.”