Toulouse-Lautrec, “Rouge; la toilette”, 1896 |
Ik zag Ramses Shaffy op de televisie, met Ivo Niehe.
Ik ben niet zo van Ivo, maar toch ben ik blijven kijken. Hij deed het helemaal niet zo gek. Ramses aan het einde van zijn leven, in een tehuis. Vroeger dacht ik weleens dat hij een poseur was, maar uiteindelijk kun je niet anders dan respect opbrengen voor de volharding waarmee hij zijn eigen weg bleef gaan. Samen met Liesbeth, die zo mooi was.
Sammy loopt maar door de nachten
Op een wondertje te wachten
Wie zou dit voor jou verzachten Sammy
Want jouw nachten Sammy zijn zo koud
Ik was zes toen mijn jongste tante Sammy zo mooi vond. Dat hoorde ik haar zeggen tegen mijn moeder. Mijn moeder heb ik het horen zingen. Soms heb je geen benul waarom bepaalde herinneringen zijn blijven hangen. Sammy hoort bij tante Jeanne, of Sjaan zoals ze eigenlijk heette. Die wegging uit het dorp. Welbewust ontvlucht, in de geest van Ramses. Maar dat wist ik toen nog niet. Dat wist ik pas later. Zoals je alles pas later begrijpt. Als het er eigenlijk niet meer toe doet.