Israëls, “Etalage”, 1894-1898 |
De wind draait zacht, de wind waait hard,
Blaadjes vallen van de bomen,
Regen, koude, buiten, binnen,
Heerlijk avondje moet komen.
Het raam staat open, raam klapt dicht,
Beschijnt de maan mijn verre jeugd,
Binnen, buiten, bij de kachel,
Hoezeer ik ooit mij heb verheugd.
Hoezeer het leven,
Al die jaren,
Doet de waarheid uit de doeken.
Hoezeer ik altijd,
In december,
Naar de echte Sint zal zoeken.