Giovanni Rossignoli wint de sprint in de rit van Chieti naar Napels, tijdens de eerste Giro d’Italia |
Ik ben een sportfan. Al een halve eeuw volg ik het wielrennen. Mijn verste herinnering is het WK van 1967. Jan Janssen ging alleen achter de kopgroep aan. Jos van der Vleuten wachtte hem op en bracht hem terug. Janssen was echter moe en Merkx won de sprint. Mijn vader zat voortdurend op het puntje van zijn stoel te wippen. Dat herinner ik me. Een jaar later won Janssen de Tour. Eerst stond hij vijftiende, veertiende. Jansen kan de Tour niet meer winnen zei mijn vader. Nadat hij hem op de laatste dag toch won (van Van Springel), gingen we fietsen, naar België. Wij woonden bij de grens. “Die Belzen kunnen niet fietsen”, riep mijn vader lachend naar iemand die hij kende.
Ik spaarde plaatjes van wielrenners, later reden we de Amstel Goldrace achterna, in 1979 zag ik Raas wereldkampioen worden in Valkenburg. Een Italiaan die de dag ervoor kampioen bij de amateurs was geworden droegen ze op de schouders de kantine in van de camping waar we verbleven.
Jarenlang kon ik alle tourwinnaars vanaf 1960 blindelings opnoemen. Alleen na Armstrong vind ik dat wat lastig. Maar dat heeft niks met doping te maken. Eerder door de nivellering. En een beetje omdat de Nederlanders nooit vooraan meededen. Zo ben ik dan ook wel weer.
Gisteren keek ik naar de Giro. Froome reed in een magistrale solo naar het roze. Dumoulin perste er alles uit en hield tot op het laatst de spanning erin. Een heroïsch gebeuren. Wielrennen kan prachtig zijn. Mooier dan het mooiste boek, mooier dan een vrouw. Ik hoorde Mart Smeets iets zeggen zeggen als: “Laten we met zijn allen hopen dat hier later geen dopingsmet op komt”. Wat kan mij het schelen. Gisteren was een geweldige wielerdag, dat pakt niemand mij meer af. Dat weet ik over vijftig jaar nog, zo goed als ik me ook Jan Jansen nog herinner. Ook na de dopingschandalen in de periode Virenque-Armstrong ben ik gewoon blijven kijken. Dat zal ik altijd blijven doen, dat doen we allemaal. Wielrennen is een heldhaftige sport. We kunnen onze helden niet missen.
Ik vond bovenstaande foto uit de eerste Giro d’Italia. In navolging van de Tour de France werd de wielerronde in mei 1909 georganiseerd en gesponsord door “La Gazetta della Sport”, nog steeds de grootste krant in Italië. De koers begon en eindigde bij het kantoor van Gazetta in Milaan en telde acht etappes, in totaal 2448 kilometer. 127 wielrenners gingen van start. De deelnemers moesten zich tijdens elke etappe melden bij stempelposten om vals spelen te voorkomen. Ze werden aan het begin en het einde van elke etappe gefotografeerd en vergeleken om zeker dat er geen wisseltruck had plaats gehad. Toch werden er nog drie deelnemers gediskwalificeerd omdat ze tussendoor de trein hadden genomen. Hoe mooi toch! Zelfs als fraude in het spel is!
Op bovenstaande foto wint Giovanni Rossignoli, de uiteindelijke nummer drie van de eerste Giro, de sprint van de derde etappe van Cieti naar Napels. De eerste Giro werd gewonnen door Luigi Ganna. Hij verdiende er 5325 lire mee, toen vier keer een modaal jaarsalaris. De uitgever van “Gazetta” schreef: “een prachtig evenement is bijgeschreven in de annalen van de sport en zal jaarlijks met groeiend enthousiasme en vuur worden herhaald”. Hij heeft gelijk gekregen, gisteren nog.
Klassementswinnaar Luigi Ganna na afloop van de Eerste Giro in 1909 |