Robert Doisneau, “Kus bij Hotel de Ville, 1950 |
Doisneau’s foto uit maart 1950 van een kussend jong koppeltje op de oever van de Seine, bij het gemeentehuis Hotel de Ville, is een van de beroemdste en meest gereproduceerde foto’s uit de periode na de Tweede Wereldoorlog. Het groeide uit tot een iconisch beeld van Parijs en een metafoor van het naoorlogse levensgevoel, waarbij woorden als vrijheid, onbezorgdheid en vitaliteit passen.
Doisneau (1912-1994) was van nature een timide man en maakte altijd foto’s vanuit enige afstand. Hij zoomde zelden in, maar nam zoveel mogelijk ook de context en de omgeving mee. Daarbij zocht hij altijd naar wat hij noemde “het ultieme moment”. Hij vergeleek zichzelf ooit met een visser die uren kon wachten tot dat ene moment zich aandiende. Hij verborg zich stil in een of ander hoekje, klaar om met zijn toestel toe te slaan, zonder dat degene die hij fotografeerde het in de gaten had. Lang werd hij aangezien als de koning van de verborgen camera.
In het het licht van bovenstaande is het opvallend dat zijn ogenschijnlijk spontane “Kus bij Hotel de Ville”, naar later bleek, in scene was gezet. De kussende man en vrouw waren ingehuurde acteurs. Goed kijken brengt ook een aantal merkwaardige dingen aan het licht: zo lijkt geen van de andere voorbijgangers de toch ongewone handeling waar te nemen. De zichtlijn vanuit het café waar Doisneau zit is ook opvallend vrij. De man links op de voorgrond buigt zelfs iets opzij. Het weer lijkt frisjes, iedereen draagt een hoofddeksel, maar de twee geliefden niet. De jongen draagt wel een voor die tijd opvallende sjaal in de plaats van een das, om een bohemien-gevoel te benadrukken.
Doisneau publiceerde “Kus bij Hotel de Ville” zomer 1950 in het Amerikaanse tijdschrift Life, samen met vijf vergelijkbare foto’s van kussende jongen mensen in Parijs. De grote roem ervan ontstond echter pas eind jaren zestig. Diverse mensen claimden later dat ze de personen op de foto waren. Eentje eiste zelfs een groot bedrag aan misgelopen royalty's, waarna Doisneau zich in 1989 gedwongen zag de enscenering uit de doeken te doen. Zelf was hij vanuit artistiek oogpunt overigens weinig enthousiast over het resultaat. Hij noemde het oppervlakkige en uiteindelijk “geprostitueerde” foto’s. Hierbij gaat hij wellicht wat gemakkelijk voorbij aan de unieke fantasiewereld die hij ermee opriep en die nog steeds appelleert aan de verwachtingen bij een jonge generatie. Tevens mogen ze gelden als een les in fotografische kunstgrepen.
Doisneau (1912-1994) was van nature een timide man en maakte altijd foto’s vanuit enige afstand. Hij zoomde zelden in, maar nam zoveel mogelijk ook de context en de omgeving mee. Daarbij zocht hij altijd naar wat hij noemde “het ultieme moment”. Hij vergeleek zichzelf ooit met een visser die uren kon wachten tot dat ene moment zich aandiende. Hij verborg zich stil in een of ander hoekje, klaar om met zijn toestel toe te slaan, zonder dat degene die hij fotografeerde het in de gaten had. Lang werd hij aangezien als de koning van de verborgen camera.
In het het licht van bovenstaande is het opvallend dat zijn ogenschijnlijk spontane “Kus bij Hotel de Ville”, naar later bleek, in scene was gezet. De kussende man en vrouw waren ingehuurde acteurs. Goed kijken brengt ook een aantal merkwaardige dingen aan het licht: zo lijkt geen van de andere voorbijgangers de toch ongewone handeling waar te nemen. De zichtlijn vanuit het café waar Doisneau zit is ook opvallend vrij. De man links op de voorgrond buigt zelfs iets opzij. Het weer lijkt frisjes, iedereen draagt een hoofddeksel, maar de twee geliefden niet. De jongen draagt wel een voor die tijd opvallende sjaal in de plaats van een das, om een bohemien-gevoel te benadrukken.
Doisneau publiceerde “Kus bij Hotel de Ville” zomer 1950 in het Amerikaanse tijdschrift Life, samen met vijf vergelijkbare foto’s van kussende jongen mensen in Parijs. De grote roem ervan ontstond echter pas eind jaren zestig. Diverse mensen claimden later dat ze de personen op de foto waren. Eentje eiste zelfs een groot bedrag aan misgelopen royalty's, waarna Doisneau zich in 1989 gedwongen zag de enscenering uit de doeken te doen. Zelf was hij vanuit artistiek oogpunt overigens weinig enthousiast over het resultaat. Hij noemde het oppervlakkige en uiteindelijk “geprostitueerde” foto’s. Hierbij gaat hij wellicht wat gemakkelijk voorbij aan de unieke fantasiewereld die hij ermee opriep en die nog steeds appelleert aan de verwachtingen bij een jonge generatie. Tevens mogen ze gelden als een les in fotografische kunstgrepen.
“Le bouquet de jonquilese”, Paris, 1950 |