George Rodger: “Bergen-Belsen”, 20 mei 1945 |
Op 15 april 1945 werd het concentratiekamp Bergen-Belsen in Noord-Duitsland bevrijd door de Britse 11th Armoured Division. Het was de Duitsers niet meer gelukt het kamp te ontruimen. Er verbleven nog zo’n 60.000 gevangen en lijken lagen onbegraven verspreid over het terrein.
Kort na de bevrijding arriveerde oorlogsfotograaf George Rodger in het kamp. Hij maakte foto’s voor de Amerikaanse tijdschriften Time en Life. In zijn dagboeknotities noteerde hij: “Langs een van de wegen in het kamp liggen talloze doden. <...>. Toen ze zo zwak werden dat ze niet meer konden lopen, gingen ze gewoon liggen en en stierven”.
De hierboven getoonde foto toont een Duits jongetje uit de omgeving, die schijnbaar onaangedaan langs de opeengehoopte lijken loopt. Toch wendt hij zijn hoofd af, naar de andere kant. Onduidelijk zal blijven hoe dit drama later wordt verwerkt door het jongetje. Hij heeft het niet gedaan, maar mogelijk wel zijn vader, of anderen die hem na staan. Duidelijk is hoe dan ook: hij moet verder, het jongetje, hij stapt stevig door. Heel Duitsland moet verder, de overlevenden van het kamp, iedereen. Het contrast tussen de schone lege weg en de stapels lichamen ernaast is wat dat betreft tekenend. Het accentueert het onbevattelijke van het Holocaust-drama.
Rodgers zou zijn ervaringen nooit goed verwerken. Met afschuw herinnerde hij zich hoe hij tussen alle ellende vooral bezig was geweest met het zoeken naar mooie composities. Hij nam zich voor nooit meer in oorlogsgebieden te fotograferen en op geen geld meer te verdienen aan het leed van andere mensen. Eind jaren veertig vertrok hij naar Afrika en zou daar decennialang alleen nog maar dieren en mensen fotograferen, onder andere bij de Bar- en Nuba-stammen in Soedan. “Ik moest het vuil van de oorlog kwijt, het gillen van de gewonden, het kreunen van de stervenden. Ik zocht een plek in de wereld waar het schoon was”, zo zou hij zijn verblijf daar verklaren.
Vrouwen van de Bari-stam, Aluma Plateau, 1949 |