Labels

maandag 5 maart 2018

Mensenkenners


Jan Toorop, “Portret van Annie Hall”, 1885

      Psychoanalytici zijn per definitie slechte mensenkenners.
    Natuurlijk, ze kunnen prima analyseren, symptomen duiden, en dan soms ook nog verstandige dingen concluderen, soms. Maar daar gaat het niet om. Dat is een rationele activiteit. Dat is wat anders dan mensenkennis.
    Mensenkennis vergt intuïtie. Die ziet al aan de loop van zijn patiënt hoe de vlag erbij hangt, aan de blik in zijn ogen, aan de hoogte van de stem. Dat voel je. Maar niet de psychoanalytici. Die gaan achter de divan staan. Abstinentie heet dat.
    Psychoanalytici zijn slechte mensenkenners. Peter Gay zet Freud in zijn dikke biografie feitelijk neer als een man die de mensen in zijn omgeving heel vaak slecht begrepen heeft en vaak volledig verkeerd inschatte. Conflicten met Jung en Reich vinden daar hun oorsprong.
    Psychoanalytici voelen hun tekortkoming op het gebied van mensenkennis onbewust aan en proberen dat te compenseren met analyseren, duiden, verklaren. Verstandelijk, rationeel. Op zich is daar niks mis mee, maar de constatering staat.
    Als psycholoog wordt je geboren, of niet natuurlijk, maar tot psychoanalyticus wordt je gemaakt. Dat kun je alleen maar leren. Veel oefenen, vooral ook met jezelf. Mensenkennis hebben valt niet te leren. Dat heb je of dat heb je niet.