Labels

maandag 5 augustus 2019

Rubber Soul




Ik zag de film Beatles. Een onbeduidende muzikant krijgt een ongeluk en wanneer hij weer wakker wordt, blijken dat de Beatles nooit te hebben bestaan. Wanneer hij Yesterday en andere Beatle-songs speelt, vind iedereen hem geweldig, tot Ed Sheeran aan toe.

Simpel gegeven, mooie film. Voor mij althans. De sfeer raakt me ergens in de basis. Ik hou van de Beatles. Een aantal jaren geleden las ik Lars Saabye Christensens roman Yesterday, eigenlijk ook Beatles. Vier Noorse kerltjes, iets ouder dan ik, groeien op in de jaren zestig als fan van de Beatles. Ze noemen zich zelfs naar de leden, ieder is een van de Beatles. Het laat zien hoe idolen als Paul, John, George en Ringo diepgaande invloed kunnen hebben op de persoonsontwikkeling van jonge jongens, zoals ik er ook eentje was.

Stukje uit het boek van Christensen dan maar, zomaar, omdat het juiste toon raakt. En ook een beetje omdat ik in 1970 drie singletjes ruilde met een vriendje voor Rubber Soul, waar ik toen heel blij mee was:

De woensdag voor Witte Donderdag gingen Seb en ik naar Fred. Hij keek eerst aardig verbouwereerd toen hij de deur opendeed, daarna grijnsde hij de breedste grijns die ik ooit heb gezien en hij liet ons binnen.
  We gingen naar zijn kamer, praatten wat over treinen en zwemmen. Zijn schoolboeken lagen opengeslagen op tafel. Fred studeerde zelfs in de paasvakantie. Goh.
  ‘Heb je een platenspeler?’, vroeg Seb plotseling.
  ‘Nee, maar die krijg ik voor mijn eindexamen, heeft mijn moeder beloofd’.
  ‘Je kunt wel een keer bij ons platen komen luisteren’, zei Seb snel.
  ‘Mag dat?’
  ‘Tuurlijk’, zei Seb.’We nemen alle platen mee naar mijn huis en dan draaien we de hele avond muziek’.
  Fred begon te lachen. Ik geloof dat hij van pure blijdschap lachte.
  ‘Welke groep vind jij het best?’ vroeg ik.
  Hij werd en beetje onzeker, veegde zijn mond af.
  ‘Weet ik niet goed’, zei hij.
  ‘Weet je dat niet?’ zeiden wij in koor.
  ‘Tja.’
  We wachtten gespannen af. Hij maakte zijn lippen vochtig.
  ‘Beatles’.
  Dat was het. Hij was een van ons. Uitgemaakte zaak.
  ‘Wat vind je van Rubber Soul?’ Vroeg Seb.
  ‘Rubber?’
  ‘Ja. Rubber Soul,’
  ‘Wat is dat?’ vroeg Fred zachtjes.
  Seb keen naar mij. Ik keek naar mijn schoot. Frd ademde zwaar.
  ‘De nieuwste elpee van de Beatles’, zei Seb bedaard. ‘Retegoed. Krijg je bij mij wel te horen.’
  ‘Ik hoor bijna nooit platen’ zei Fred stilletjes. Alleen op de radio. Als mijn moeder niet thuis is.’
  ‘En waarom vind je de Beatles de beste dan, hm’ flapte ik eruit en ik had er meteen spijt van, want dat was een vrij domme vraag.
  ‘Omdat het hun gelukt is’ zei Fred.
  ‘Hè? Wat is gelukt?’
  ‘Het is hun gelukt. Ik bedoel, ze zijn miljonairs en werldberoemd en zo. Gewone arbeidersjongens.’
  We waren sprakeloos. Gewone arbeidersjongens. Gelukt. Het duizelde ons. Zo hadden we het nog nooit bekeken.