Olivier van Deuren, “De jonge astronoom”, ca. 1685 |
“Opeens had hij weer zoveel nieuws gehoord, dat hij het nog niet kon overzien. Terwijl hij in de hal de trap opging, overwoog hij dat er toch altijd nog meer van de wereld was te weten dan hij wist. Natuurlijk kon je niet alles weten, en dat was ook nergens voor nodig, maar een boel mensen wisten vermoedelijk niet eens wat er allemaal te weten was. Die leefden en gingen dood zonder dat iemand hun ooit had verteld, dat er ook nog dit of dat te weten viel wat zij misschien graag hadden geweten. Alleen, als je eenmaal dood was, wat maakte het dan nog uit? Dan had je net zo goed niet geboren kunnen zijn geweest. De meeste mensen wilden trouwens misschien helemaal niks weten. Die wilden alleen maar heel rijk worden, of veel eten, of naar voetballen kijken en dat soort dingen. Of elkaar zoenen.”
Beter als Mulisch kan ik het niet zeggen. Ooit schreef ik een boze reactie naar een columnist van de regionale krant die schreef dat Mulisch geen groot denker was. Hij was ook maar een columnist, reageerde hij terug, vond dat hij de lezer mocht prikkelen. Ooit las ik zelfs “De compositie van de wereld”. Ik kan niet zeggen dat ik altijd alles snapte, maar toch was het mooi, onderweg kom je veel moois tegen in het boek en de suggestie van de ultieme waarheid vergoedt veel. Maar de meeste mensen willen de ultieme waarheid helemaal niet kennen. Die willen alleen maar naar voetballen kijken, of veel eten en drinken. Of elkaar zoenen en meer. Doe ik ook wel trouwens. Zelfs Mulisch deed het. Alles op zijn tijd.