Whistler, “Nocturne in zwart en goud - de vallende raket”, ca. 1875 |
Toen ik een jaar of twintig was werd mijn interesse voor natuurlijke vraagstukken gewekt door Carl Sagan in zijn televisieserie “Cosmos”. Sagan was aanstekelijk enthousiast en kinderlijk verbaast over de wonderen van ons heelal. Dat miste zijn uitwerking niet. Ik had de juiste leeftijd. Zeker twee keer las ik het boek bij de serie en veel van zijn anekdotes herinner ik me nog steeds.
Ik herinner me dat Sagan het over de snelheid van het licht had. De snelheid van het licht was de maximaal haalbare snelheid in het heelal. Hij illustreerde dat in de geest van Einstein door een lichtstraal te volgen die met de snelheid van het licht vanaf een klok op aarde de ruimte in werd gezonden. Als de lichtstraal nog sneller zou gaan, zou hij eerder door dezelfde klok verzonden lichtstralen inhalen en dus in het verleden gaan reizen. Dat kon niet, was de aanname, dat wist ik al. Maar waarom zou dat niet kunnen? vroeg Sagan zich af. Nou ja, als je op die manier in het verleden reisde zou je bijvoorbeeld kunnen verhinderen dat je ouders elkaar zouden ontmoeten, waarmee je zelf nooit geboren had kunnen worden. En dat is een contradictio in termis. Maar, zo zei Sagan weer, waarom zou je de geschiedenis niet kunnen veranderen? Wat nu als er op die manier meerdere geschiedenissen naast elkaar ontstonden, die allemaal waar waren. Misschien wel miljoenen geschiedenissen, maar je kende alleen maar die ene geschiedenis waarin je zelf leefde. Waarom zou dat niet kunnen? De film Back to the Future baseerde later haar script op deze gedachtegang. Het kon!
Ik vond het allemaal geweldig, dit soort dingen. Het was te laat om nog natuurkunde te gaan studeren, ik ben ook minder van de sommen, maar de interesse is gebleven. Dit soort vraagstukken blijven intrigeren, al is het maar omdat ze aangeven dat we een heleboel nog niet snappen als het gaat om het heelal en het leven. Ergens voel je dat de theorie nog lang niet af is en dat mensen als Einstein hooguit een beginnetje hebben gemaakt, maar zeker niet het laatste woord spraken. We weten niks, denk ik weleens. Ik kijk naar de sterren, diep in het heelal en ik vraag me af: waarom is het er allemaal? Waarom deint het zich allemaal uit? Het kan er toch ook niet allemaal “zomaar zijn”, nergens om, om niets? We weten niks, puntje bij paaltje. We weten niet eens of er een God is. Sagan voelde dat aan, stelde juiste vragen, wetend dat de antwoorden tijdens zijn leven niet meer zouden komen. Ook niet van zijn Voyager. Hij overleed rond het millennium. Voor de mensen zullen de antwoorden vrees ik nooit kunnen komen, al is het maar omdat we dan op de stoel van God gaan zitten. En dat is net zo godsonmogelijk als sneller zijn dan het licht.
Hoe mooi was het om jong te zijn, om je nog zo te kunnen verwonderen.