Labels

maandag 22 april 2019

Pyke Koch en Freudiaans denken


Pyke Koch, “Rustende slaapwandelaarster 4”, 45 x 75 cm, 1971,
Museum MORE, laatste van vier versies.

In een oude catalogus lees ik een uitvoerige en ingenieuze exegese van Bram Kempers en Louis van Tilborgh om twee van Pyke Kochs schilderijen te duiden: “Rustende slaapwandelaarster” en “Last Summer”. Koch wordt ontmaskerd als een biseksuele travestiet met een incestueuze moederbinding. Er dient zich een analogie aan met de complexe ziektegeschiedenissen die Freud beschreef, welke ik evenmin geloof, maar die ik zeer bewonder. Kijk maar naar de slaapwandelaarster. We zien een soort radiomast is een horizonlijn als open benen, een kaars, een naaimachine met een knopspeldenkussen. Of in “Last Summer”: de pomp, het bord met de roos, een doolhof. Het ligt er duimendik bovenop. Aan de intellectualistisch beschrijving van Kempers en Van Tilborg heb ik echter niks. En geloven doe ik het evenmin.

Het werk van Koch is verwant aan Freud. Het raakt aan diepere lagen van ons bestaan. Als je er lang naar kijkt zegt het iets over jezelf, niet over Koch. Net zo min als zijn werk iets zegt over zijn politieke voorkeur. De poëtische kracht van werken als “Rustende slaapwandelaarster” en “last Summer” roeren aan verborgen angsten, halen onbewuste verlangen naar boven, werken door in driften en oergevoelens. Ik zweef naar een andere dimensie. Ver terug in de tijd, en toch ook niet. Het voelt alsof ik iets terugvind wat verloren was. Het zegt iets over mij maar ik weet niet wat. Iedereen haalt eruit wat hij erin ziet, zei Koch zelf. Maar geen incestueuze moederbinding, niks van travestie. Eerder iets van verdwenen schoonheid, vergeten erotiek, verloren onschuld. Of praat ik nu net al als Kempers en Van Tilborgh.

“Last Summer”, 1972, 30,7 x 36,5 cm, Centraal Museum Utrecht