Labels

donderdag 18 april 2019

Carel Willink, “De prediker”


Carel Willink, “De prediker”, 100,5 x 78,8 cm, 1937, Centraal Museum Utrecht

Carel Willink (1900-1983) gold voor de oorlog als een schilder van het verval, van donkere dreigende luchten. Zijn biograaf Jaffé noemde hem een Cassandra, naar de helderziende koningsdochter uit de Griekse mythologie. Hij voorvoelde de oorlog. Achteraf kunnen we dat inderdaad zo zeggen.

Willinks schilderij “De prediker” uit 1937 onderstreept deze profetische reputatie. Het is een allegorisch zelfportret waarin hij zich afbeeldt als een ernstige boeteling (links op de balustrade ligt een geselkoord), die zicht richt tot zijn gehoor. In zijn hand heeft hij een contemporain bijbeltje, waarmee hij bijna aangeeft gewoon te poseren in zijn atelier. Op de achtergrond zien we een gezicht op Parijs, waar de schilder toen werkte, met een brandende Saint Sulpice, ook weer als een vooraankondiging, weet ik nu: begin deze week brandde de Notre-Dame. Bijna goed.

Naast het geselkoord zien we een papier met een Latijnse bijbeltekst, afkomstig uit het boek Prediker (9:10). Willink gaf later aan dat hij deze tekst met name had gekozen omdat ze een a-religieuze, bijna heidense visie op het menszijn vertolkte. Vertaald staat er: “Alles wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht, want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar waar gij heengaat”. Eigenlijk zegt hij: “Geloof maar niet in een hemel of hiernamaals. Doe wat je kunt voor je doodgaat, want daarna kun je je op geen enkele manier meer doen gelden”.

Geen woord over politiek of dreigende oorlog. Op deze manier kan iedereen profeet zijn, zou je ook kunnen denken. En toch voorvoel je dat hij alles voorziet. Dat hij de profeet is die hij speelt. Een onheilsprofeet. We zijn allemaal op weg naar de dood. Zo kan iedereen voorspellen, natuurlijk, maar niemand zo goed en zo macaber ijzingwekkend als Willink.