Mary Cassatt, “Vrouw met parelketting in een loge”, 1879 |
Ik was in Wenen en bezocht de opera. Prachtig gebouw. Je waant je honderd jaar terug in de tijd. Parijs, de vroege impressionisten. Het Wenen van Strauss. Oude rijke mannen met mooie jonge vrouwen in de prachtigste avondkleding. Dure plaatsen, niet om het beter te zien, maar vooral om er goed gezien te worden. Er is niks veranderd.
Een oude man van in de zeventig sprak mijn vrouw aan toen ze kaarten kocht. Zijn vrouw was ziek, ze mocht haar kaartje hebben. Is gratis. Mocht ze bij hem komen zitten. Nein danke. We lachen er maar mee. We gingen samen naar onze plaatsen.
Er speelde een moderne opera, “Orest”, een vrij nieuw stuk van Manfred Trojahn (1949). Kaal en sfeerloos decor, ontoegankelijke muziek, verhaallijn nauwelijks te volgen. Intellectueel, zonder het hart te vinden. Ik ben toch wel wat gewend maar dit was niet mijn ding. Niemand zijn ding, denk ik, niet in de opera van Wenen. Je kunt overal aan wennen, als het je vak is geloof ik het nog, maar dit was een leugen. Trojahn is een leugen, zoals veel kunst. Zeker in gala.