Toulouse-Lautrec, “De hoedenmaakster”, 1900 |
Een herinnering uit mijn kleutertijd.
Het is bijna Sinterklaas en reuzespannend. Stilte in de kleuter klas. Een zwarte hand door de kier van de deur. Zwarte Piet! Zwarte Piet! Een zwarte hand gooit en strooit schuimpjes door de klas, van achter de deur. Alle kleuters rennen door de klas en kruipen over de vloer. Ik ook.
Dan moeten we weer gaan zitten. Ik tel: een, twee, drie, vier, vijf, zes. Ik kan al tellen! Zes schuimpjes. En dan moet ik ineens naar de zus ter toe om iets te vragen, ik weet niet meer wat. De schuimpjes liggen op mijn tafeltje, netjes op een rijtje.
"Ik heb ze geteld hoor"! En ik ga naar de zuster.
Als ik terugkom hoef ik niet eens meer te tellen. Ik zie het zo! Het is er eentje minder.
"Het is er eentje minder", zeg ik verontwaardigd: "ik heb ze geteld". En ik tel het nog eens voor aan de kleuters van mijn groepje. Maar de kleuters van mijn blokje lachen ondeugend en blijven zwijgen. Ik voel me verdrietig, meer dan boos.
Episodisch geheugen noemen ze dit in de psychologie. Waarom herinner ik me zoiets. De wereld zit vol onrecht. Op een zeker moment ben je erachter. Onschuld bestaat niet.