A.J. Groenewegen, “Samen op weg”, z.j., 45 x 65 cm, olieverf op linnen, particuliere collectie |
In mijn jonge jaren interviewde ik amateur-kunstschilder Hub van Winkel voor het lokale krantje. Hij was een leerling van Adriaan Groenewegen, een late Haagse Scholer die in 1922 in Budel verzeild was geraakt. “Nou ja, leerling”, zei hij Hub, “Ik heb veel van hem afgekeken, lesgeven deed hij eigenlijk nooit”. Hub had een prachtig schilderij van Groenewegen hangen van een faustiaanse duivelsfiguur met een viool, heel anders dan al die koeien die ze schilderden. Dat vond ik mooi.”
Groenewegen studeerde aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam en trok later naar Den Haag. Hij was een groot bewonderaar van de grote meesters der Haagse School, hoewel hij met geen van in in direct contact stond. Mauve, zijn grootste voorbeeld, was ook al jaren dood in die tijd. De modernen namen het over, maar daar had hij zoveel niet mee.
Om onduidelijke redenen vestigde Groenenwegen zich in 1922 in het geïsoleerde zuid-Brabantse dorp Budel, waar hij in 1924 een villa liet bouwen die hij Vrederust noemde. Zijn vrouw en drie kinderen nam hij niet mee, hoewel hij hen wel bleef onderhouden. Hij verdiende goed aan zijn werken, die met name populair waren op de Amerikaanse kunstmarkt, ook al vroeg hij geen hoge prijzen.
Waarom Groenewegen in zijn eentje naar Budel kwam is nooit helemaal duidelijk geworden. Waarschijnlijk was het precies dat isolement. Weg van de wereld. Een vlucht, wie zal zeggen waarvoor. Groenewegen was een “einzelgänger”. Hij zou nooit veel uitleggen, nadat hij in Budel was komen wonen. Iedereen noemde hem meneer Groenewegen, nooit Janus, zoals hij heette. Hij zat in het veld en hij schilderde, dat was het.
Groenewegen was occultist. De natuur was zijn godsdienst, iets mystieks, door God geschapen. Hij beleefde zijn godsdienst in zijn werk. “Ik ben gelovig”, zei hij ooit, “maar Onze Lieve Heer weet waarom ik niet naar de kerk loop”. Mogelijk speelt hier ook mee dat zijn inschrijving voor de kruisweg in de Budelse kerk werd afgewezen, waarschijnlijk omdat hij als katholiek omgang had met de protestantse mw. Dietz, een dame uit het Haagse officiersmilieu die voor hem in Budel was komen wonen. Mw. Dietz speelde piano, Groenewegen zelf viool.
In Budel deden allerlei verhalen rond over deze voor dorpse begrippen markante figuur. Van mijn moeder hoorde ik ooit dat gezegd werd dat hij zijn vrouw in zijn tuin zou hebben begraven. “Als we binnendoor naar school gingen kwamen we altijd langs dat grote huis, met Sinterklaas kregen we daar altijd wat lekkers”. Maar tegelijk waren ze allemaal een beetje bang van hem, zei mijn moeder. Wie was er toch kunstschilder? Schilderen is toch geen werken. Hoe komt hij aan zoveel geld. Wat hij dacht te ontvluchten kwam als een boemerang terug.
Stof genoeg voor een dikke roman. Met een zelfbedacht einde, een spannend plot. Daar moet ik nog eens over denken. Het kan altijd nog erger.