Rembrandt, “Portret van Jan Six”, 1654 |
Rembrandt is een groot schilder. Er zijn schilderijen van Rembrandt die je overrompelen. Er zijn schilderijen van Rembrandt die nieuwsgierigheid oproepen, die vragen om verdieping. Er zijn portretten van Rembrandt die blijven hangen, omdat het model intrigeert. Denk aan het prachtige portret van Jan Six, dat meer zegt dan een dikke roman van Geert Mak. Ook “De Nachtwacht” intrigeert, als groepsportret, met levende figuren, los van de vraag of we het schilderij niet vooral ook bewonderen omdat iedereen het bewondert.
Iedereen bewondert Rembrandt. In kunstkringen kun je haast niet anders beweren. Maar dat wil niet zeggen dat alles wat Rembrandt maakte van hetzelfde bewonderenswaardige niveau is. In 2015 werden de portretten van Maarten Soolmans en Oopjen Oppit voor 160 miljoen euro door de Nederlandse en Franse staat overgekocht van de Rothschilds. Het werd als topaankoop gepresenteerd. Maar ik vond het niet geweldig, snapte er eigenlijk niks van. Saaie portretten, nooit gemaakt om artistieke reden, uiterst vaardig geschilderd, op zijn best een beetje beter dan de talloze andere portretten in opdracht uit die tijd. Ze werden vooral als topstukken bestempeld omdat ze van Rembrandt waren. Zo werkt dat. Als de portretten niet zo nadrukkelijk in het nieuws waren geweest liep iedereen ze in het museum voorbij. Dat geld had beter besteed kunnen worden.
Moraal is dat je vooral moet durven vertrouwen op je eigen ogen en intuïtie. Laat je overrompelen, vertrouwen op je eigen oordeel. Om iets van kunst te kunnen vinden moet je er iets van weten, dat wel, de ogen regelmatig trainen, dat wel, maar je moet je nooit laten vertellen wat je mooi moet vinden. De wereld van de kunst is relatief klein en vaak pedant. Maar misschien ben ik dat ook wel.
Marten Soolmans, 1634 |
Oopjen Coppit, 1634 |