Labels

zondag 3 februari 2019

Goudstikker, geen zuivere koffie


Daniel Vosmaer, “Gezicht op Delft met een fantasieloggia”, 1663, Prinsenhof Delft,
in 2006 teruggevorderd door Van Saher, in 2007 voor 3 miljoen teruggekocht door de Staat.


Rechtvaardigheid is veelal niet hetzelfde als juridisch gelijk krijgen. Het rechtssysteem is niet rechtvaardig. Moraliteit doet er niet toe.

Ik heb me indertijd enorm geërgerd aan de zaak Goudstikker. Jacques Goudstikker, van Joodse herkomst, was voor de oorlog de belangrijkste Nederlandse kunsthandelaar. Hij bouwde een enorme verzameling kunst op. Toen hij in mei 1940, voor de Duitsers op de vlucht naar Amerika, tijdens een val op het schip overleed, bestond die verzameling uit meer dan 2000 topwerken. Ze bleven in Nederland onder beheer van een stichting. De Duitsers kochten de collectie via tussenpersoon Miedl op en uiteindelijk belandde veel werken in de verzameling van Hermann Goering. De opbrengst ging naar de moeder van Goudstikker en is nooit teruggevorderd. Misschien is veel te weinig betaald, misschien is het ook allemaal niet uit vrije wil gegaan. Zo ging dat. Het was oorlog.

Geen zuivere koffie allemaal dus. Maar hoe Goudstikker ooit aan al die kunstwerken was gekomen bleek ook geen zuivere koffie. Hij kocht vaak werken op van lieden die aan te grond zaten, Russen die na de Russische revolutie de Sovjet-Unie waren ontvlucht, ook van leden van de Romanov-dynastie, vaak ver onder de marktwaarde. Uit onderzoek van historica Janine Jager bleek bovendien dat hij vooral ook veel kunst verwierf die na de revolutie van 1917 in Rusland was onteigend. Zo kocht Goudstikker in 1931 zes schilderijen en twee bustes uit de collectie van de familie Stroganoff die door de Sovjets in beslag waren genomen. Toen ze in 1931 in Berlijn werden geveild protesteerde de naar Parijs uitgeweken weduwe Stroganoff via een open brief, maar zonder geld en advocaat kwam ze er niet doorheen. Marei von Saher, erfgename van de Goudstikkers, heeft jarenlang nog geprobeerd het Stroganoff-tweeluik “Adam en Eva” van Lukas von Cranach terug te krijgen, na de oorlog terecht gekomen in een Amerikaans Museum te Pasadena. Tot mijn genoegen stak de rechter daar in 2015 een stokje voor.

Marei von Saher (1945) was de vrouw van Goudstikkers zoon Edouard, die in 1996 overleed. Op dat moment was ze echter alweer van hem gescheiden en hertrouwd, maar bij wet gold ze blijkbaar als enige erfgename. Vanaf 1997 heeft ze met behulp van een gespecialiseerd New Yorks advocatenbureau bijna onafgebroken geprocedeerd, onder andere tegen de Nederlandse Staat, om de “roofkunst” terug te krijgen. Staatssecretaris Nuis probeerde het aanvankelijk nog tegen te houden, verwijzend naar legale transacties met de Duitsers in oorlogstijd, maar uiteindelijk heeft ze gewonnen, veel tenminste. Vanaf 2007 konden tal van Nederlandse musea prachtige publieke werken van hun muur afhalen en werden ze door Saher voor miljoenen per veiling verkocht. Ze moest haar advocaten terugbetalen.

Natuurlijk, ook ik vind dat kinderen en kleinkinderen van Joden die in de oorlog beroofd zijn hun bezit terug moeten krijgen. Von Saher echter kan dat recht niet claimen, niet op morele gronden. Een al dan niet toevallig huwelijk is niet genoeg. En dan heb ik het niet eens over de dubieuze wijze waarop de oude Goudstikker zelf ooit zijn kunst verwierf. Voor hem was het big business en dat is het nog steeds, nu voor advocaten. De kunst zelf is bijzaak, het gaat enkel om de centen. Juridisch zal het allemaal wel kloppen, alleen in oorlogstijd telt het even niet. Ik mag hopen dat het nu afgelopen is met deze geldzucht. De Duitsers, Goudstikker, Von Saher en haar advocaten, ze deugen geen van allen. Gerechtigheid is ver te zoeken.

Hier mag ik dat zeggen!


Lukas von Cranach, “Adam en Eva”, ca. 1530,
beide 190,5 x 69,9 cm, Norton Simon Museum, Pasadena