Jac. Van Looy, “De tuin”, met zijn vrouw Titia van Gelder, 1892, 97 x 137 cm, Teylers Museum Haarlem |
“Schilder van huis uit, maar door toevallige omstandigheden schrijver geworden”, zei Jac. van Looy (1855-1930) ooit over zichzelf. Een toevallig debuut, goed ontvangen. Literaire vrienden. Zo gaat dat. Of niet.
Het proza van Van Looy is atmosferisch en visualiserend. Schilderden met woorden. “Niets is zo mooi als zien”, was zijn lijfspreuk. Niets zo aandoenlijk als zijn bloemen. Titia in de tuin vol papavers. De appels aan de boom. Lupinen voor zijn huis.
Ik hoef niet ver te reizen. Vandaag blijven we thuis, niet verder dan de tuin. Schrijver-filosoof Alain de Botton schreef over van Looys bloemenschilderijen: “We hebben dit soort schoonheid nodig om onze levenslust weer aan te wakkeren”. Dat is nodig, nu we thuis moeten blijven.
Niets is zo mooi als het zien,
Niets zo vertroostend als kijken,
Goed kijken.
Niets is zo lief als mijn vrouw in de tuin,
Die al wiedend de tijd doet verstrijken.