Labels

woensdag 30 december 2020

Een merkwaardig jaar voorbij

 
Herbert Mason, “St. Paul’s survives”, 30 december 1940

In de nacht van 29-30 december 1940 voerden de Duitsers zware bombardementen uit op Londen. Fotograaf Herbert Mason bevond zich in het redactiegebouw van de Daily Mail en maakte daar vanuit het raam bovenstaande foto. Vrijwel alle gebouwen rondom de St. Paul’s lagen in puin, maar de kathedraal zelf stond bij het langzaam optrekken van de rookwolken in de vroege ochtend van de 30e nog fier overeind, mede dankzij goed werk van “fire-watchers” en brandweerlieden die voorkwamen dat het vuur oversloeg. De foto werd een symbool voor de Engelse standvastigheid in de oorlog.

Tachtig jaar later is een merkwaardig jaar voorbij. De gezondheidszorg en economie staan onder druk, waar je ook kijkt, we zitten de hele kerstvakantie binnen, in de zorg wordt geblust, maar de wereld staat nog steeds overeind. “Volhouden” zegt de premier.  “Never give up”, zei Churchill.  Een ietwat dramatische vergelijking misschien, meestal neig ik meer naar cynisme en berusting, maar voor een keertje wil ik hem wel maken. Als je iets onder de leden hebt, ook al is het nog zo goed onder controle, dan wil je wel. Laten we hopen dat we in 2021 de boel nog even overeind houden, dan bouwen we daarna de rest wel weer op. Het komend jaar wordt een bepalend jaar, ook voor mij. Met Rutte en Churchill ga ik er positief in. We moeten wel!

dinsdag 29 december 2020

Bam! Boldini en Venetië

 
Giovanni Boldini, “Schepen in Venetië “, 1887

Pfeijffer beschrijft in Grand Hotel Europa een schilderij van Boldini, via de woorden van zijn vriendin, die kunsthistorica:

“Maar het lijkt alsof hij zijn ezel op een wiebelend bootje heeft gezet, zie je dat? Het is allemaalmschots en scheef als een foto die vanuit een deinende gondel is genomen. Puur illusie of beter gezegd effect”
<...>
“Alles is wankel. Hij ontneemt je houvast. Alsof de vaste grond onder je voeten wegzakt. En zie je wat hij vervolgens doet? Bam!”
<...>
“Hetbis bijna abstract. Of het lijkt opmeten grote zwarte spin die de stad opeet. Kijk. Natuurlijk is er het spel van die contrasten tussen zwart en wit van de golven, de huizen en de kerk. Dat inslag Boldini als schilder interesseerde. Maar los daarvan is dit visionair. Ik kan het niet anders noemen. Wat Boldini doet in dit schilderij en in die andere die ik je heb laten zien, is dat hij het visioen van kalme, idyllische oude stad totaal aan flarden schiet. Het geeft bijna uitdrukking aan een tragisch voorgevoel van de dood van de stad”.
<...>
“Het is interessant om deze stadsgezichten van Venetië te vergelijken met het werk dat Boldini in Parijs maakt. Parijs schildert hij als een ferme, kalme stad die blaakt van het zelfvertrouwen, heel anders dan deze bewogen, verstoorde en verontrustende angstdromen van Venetië. En wat de kristallijnen harmonie verziekt in zijn visie van Venetië, is de moderniteit. Het zijn die grote, zwarte, moderne schepen die, als cruiseschepen vandaag de dag, als de zwarte ruiters van de Apocalyps, als ronkende, blazende, stomende gezanten uit een tijd die op aanbreken staat, de schoonheid verstoren en zoals een zeepbel wordt doorgeprikt de droom uiteen doet spannen. Hier in Venetië zag Boldini al meer dan honderd jaar geleiden de tragiek van de fragiele stad die drijft op haar historie en die de confrontatie met de moderne tijd niet aankan. De stad zal het verliezen van de tijd die komt. Dat schildert Boldini”.

In geen buitenlandse stad, België niet meegeteld, ben ik vaker geweest dan in Venetië. De historie is niet meer voelbaar. De decadentie is vermaak geworden, een openluchttheater. Thomas Mann is verdwenen. Je hoeft er niet meer naartoe. Terwijl iedereen blijft komen, ook ik!

Bam! Zo wil ik ook over Boldini kunnen schrijven. Mijn schamel stukje op Wikipedia doet hem geen recht. Een beschouwing als hierboven kun je er niet kwijt. Tenzij als citaat, zoals ik hier doe. Met permissie. Omdat ik er niet omheen kan.

Ca. 1887-1895

zondag 27 december 2020

Inkt verheldert


Michelangelo, “Sybila Delfica”, 1509

Na de dood van Mulisch heb ik nauwelijks nog contemporaine Nederlandse literatuur gelezen. Wat is er nog over? Toch ben ik inmiddels met Pfeijffer beginnen en ik mag zeggen dat hij me amuseert zowel als inspireert, af en toe. Eindelijk weer eens een Nederlandse roman met herkenning, in rake passages:

Ik moest orde scheppen in mijn herinneringen die mij als een zwerm woedende bijen hadden opgejaagd en verhinderden dat ik helder kon denken. Als ik Venetië en alles wat er gebeurd was daadwerkelijk wilde vergeten, moest ik mij eerst alle zo precies mogelijk herinneren. Wie zich alles herinnert wat hij wil vergeten, loopt het risico dat hij bepaalde dingen vergeet te vergeten. Ik moest dus alles opschrijven, hoewel ik besefte dat de noodzaak van het vertellen, in de woorden van Aeneas tot Dido, het verdriet zou verversen. Maar ik moest alles boekstaven om de rekening te kunnen opmaken. Er is geen bestemming zonder duidelijkheid over de herkomst en geen toekomst zonder een leesbare versie van het verleden. Ik denk beter na met een pen in mijn hand. Inkt verheldert. Alleen door op te schrijven wat er gebeurd was, kon ik de controle herwinnen over mijn gedachten.

Pfeijffer raakt de kern van het therapeutisch proces. Via Thomas Mann en Nabokov verklaart hij mijn noodzaak tot schrijven, hoe bescheiden ik de aspiraties van dit blog ook wil houden. Met zulke voorbeelden voelt hij bij momenten feilloos aan waar mijn gevoelens weer afdwalen tot Hans Castorp, die de tijd vergeet, waar ik die voortdurend nog af moet meten. Het zij zo! Ik kan nog altijd niet zonder de klok!
 

vrijdag 25 december 2020

Witte kerst

 


Zo keek ik als kind uit het raam. Kerstmis kon nog met sneeuw. Foto’s in zwartwit, als klein manneke met muts en wanten. Sneeuwpop.

Obama gaf aan dat het klimaat het enige grote probleem was waar hij zich zorgen over maakte. Voor de rest was hij optimistisch over de mensheid.

Laat ik daar maar bij aansluiten. Het virus overwinnen we wel, als mensheid in elk geval. Maar de witte kersten lijken iets uit het verleden. En da’s jammer.

Maar gelukkig hebben we de foto’s nog.

Fijne dagen wie dit leest!

donderdag 24 december 2020

Anna en de verdwenen idealen

 

 Jarosjenko’s eerste versie, nu in de Tretjakov Galerij te Moskou.                                     Latere versie, 131 x 81 cm, Kaluga Museum Jekaterinenburg

“De cursiste” is een schilderij van van de Russische kunstschilder Nikolaj Jarosjenko (1846-1898) uit 1883. Er bestaan twee versies van. Volgens Tolstojs secretaris Valentin Boelgakov is de jonge vrouw die wordt afgebeeld Anna Konstatinova Dieterichs (1859-1927), dochter van een hoge militair uit Kiëv, later getrouwd met de vooraanstaande Tolstojaan Vladimir Tsjertkov en ook zelf fanatiek verkondiger van de Tolstojaanse vredesleer.

Jarosjenko’s schilderij toont het prototype van de bewuste goed opgeleide, sociaal geëngageerde vrouw, zoals die zich in die periode steeds vaker in de Russische samenleving deed gelden, met overtuiging gelovend in een betere wereld en een nieuwe rechtvaardigheid. Door de regen komt ze terug van een zogenaamde hogere “Bestoezjev”vrouwencursus, zoals die toentertijd in St. Petersburg werden gegeven, een boek onder de oksels, nog enigszins kinderlijk, maar met ogen vol hoop en geloof in het goede. Haar kleding heeft heeft een zekere mannelijke uitstraling, zoals studentes dat in die tijd vaak en welbewust nastreefden. Repin was vol bewondering toen hij het werk zag en paste zijn schilderij “Onverwacht” aan na expositie. Kramskoj vond het meisje echter te liefelijk om respect af te dwingen en zette er zijn “Portret van een onbekende - meer hooghartige - vrouw” tegenover. Ieder zijn gading!

Jarosjenko, “In warme landen”, 1890, 107 x 81 cm, 
Anna aan het kuren, Russisch Museum St. Petersburg

Anna zou uiteindelijk geen examens voor haar cursussen kunnen doen omdat ze tuberculoze verschijnselen kreeg en lange tijd moest gaan kuren. Tijdens zo’n kuur zou Jarosjenko haar opnieuw portretteren, hetgeen wijst op een bijzondere band. Uiteindelijk knapte ze toch weer op. In 1891 huwde ze met Vladimir Tsjerkov.  Samen werkten ze een aantal jaren tussen de boeren. In 1898 gingen ze samen naar Engeland om daar Tolstojaanse geschriften uit te geven en fanatiek hun opvattingen te verkondigen. Rond 1905 keerden ze weer terug naar Rusland, waar ze samen Tolstojs literaire nalatenschap beheerden. In 1927 overleed Anna onder een systeem dat de pacifistische standpunten van haar grote voorbeeld inmiddels in de ban had gedaan.

Enfin. Bij toeval stuitte ik op dit deze portretten. Om de een of andere reden trekt de figuur van de jonge Anna Dieterichs mij bijzonder aan, niet alleen omdat ze zo mooi is, maar vooral ook om haar uitstraling, die iets heldhaftigs combineert met onschuld. De jeugd en haar idealen! Ons zal de toekomst zijn! In mijn jonge jaren liep ik ook met boeken onder de arm, schreef artikelen in “De vrije gedachte”, maar een held ben ik nooit geweest. Ik zocht gewoon een baantje en vond de vrijheid alleen in mijzelf, in mijn eigen kleine hoekje. De tijden zijn veranderd, zullen we maar zeggen. Wat toch ook weer jammer is, vind ik soms.

Portret door Michael Nesterov, 1890

woensdag 23 december 2020

Lang geleden

 
Caillebotte, “Baigneur s’apprêtant à plonger”, 1878

En God zag dat het goed was, maar dat is lang geleden.

Citaat van Wim Gijsen dat me tot denken zet. Het is niet zo goed meer, vond Gijsen. Het paradijs is verloren! Alles is veranderd!

Is dat zo? Is alles veranderd? Of zijn we alleen maar anders gaan kijken?

Wie zal het zeggen. Van dichtbij gebeurt er veel, alles draait om de afstand. En weer is het bijna kerstmis, de dagen gaan weer lengen, en weer een jaar voorbij. Zelfs God valt in herhaling.

Wat is er veel gebeurd dit jaar, zeggen de mensen. Is er veel gebeurd? Ik weet het niet. Het is lang geleden, vond Gijsen, en God zag dat het goed was. Afstand doet goed. Opnieuw voel ik me twintig.

Voor de honderdste keer herlees ik Nescio:

En aan de rivieren mijner gedachten zit ik stilletjes en genoeglijk en rook een steenen pijpje en voel de zon op mijn lijf schijnen en zie 't water stroomen, voortdurend stroomen naar 't onbekende. En 't onbekende deert mij niet. En ik knik maar eens tegen de schoone vrouwen, die de bloemen plukken in mijn tuinen en hoor den wind ruischen door de hooge dennen, door de wouden der zekerheid, dat dit alles bestaat, omdat ik 't zoo verkies te denken. En ik ben dankbaar dat mij dit gegeven is. En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid zelf. Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid. Maar voor geen mensch is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen.


maandag 21 december 2020

Geestverwanten

 
Max Slevogt, “Parade”, 1913

Van de grote drie was Mulisch voor mij altijd nummer één. Maar nu herlees ik Hermans. Waarom niet?  Helm met vederdos, stukje over Hamsun:

Knut Hamsun, geboren in 1860, had, na jaren zelf honger geleden te hebben, met zijn roman Honger in 1890 onmiddellijk succes.

De openingszin van zijn essay zit al vol met fouten. Hamsun werd in 1859 geboren, de hongerperiode die hij op autobiografische wijze beschrijft was slechts van korte duur, direct na zijn berooide terugkeer in 1889 uit Amerika, en het succes van Honger was aanvankelijk beperkt. Hermans nam het niet zo nauw, dat deed hij nooit, als gesjeesde professor. Maar Hermans mag dat, omwille van de stijl. Ik strijk over mijn hart. Geamuseerd lees ik door.

Wie is er nog nieuwsgierig naar zijn politieke opvattingen?, zo eindigt hij zijn beschouwing: we kunnen niet eeuwig over de massamoorden van de SS in de kranten blijven schrijven. Tja. Hermans. Ik ben wél nieuwsgierig naar die opvattingen, nog steeds. Na diverse Hamsun-biografieën, die Hermans niet heeft kunnen of willen lezen, zie ik het allemaal wat genuanceerder. Omdat ik altijd heb willen begrijpen hoe een geestverwant tot zulke stellingnames kon komen. Hermans was nooit zo van de nuance, meer van het eeuwige gelijk, voelt ook niet echt een geestverwant. En zo kom ik toch weer bij Mulisch, uiteindelijk, die het beter snapte.

zondag 20 december 2020

Bij de gratie Gods


Caravaggio, “Judith onthoofd Holofernes”, 1598-99

U heeft wel kinderen?
´Jawel, maar ik was argeloos en heel jong toen ik ze kreeg, een jaar of twintig. Ik heb mijn tol betaald aan de demografische noodzakelijkheid; na de oorlog moest de wereld weer bevolkt worden. Als biologisch verschijnsel heb ik mijn taak netjes verricht. Toen de artiest in mij wakker werd, besefte ik plotseling waarin ik mij had begeven, en toen ben ik er ook mee uitgescheejen, toen ben ik met mijn zusje naar Parijs gegaan.
Hij liet zijn kinderen voor wat ze waren.

Ergens eind jaren negentig ontdekte ik Canto Ostinato en Simeon ten Holt. En ik was zwaar onder de indruk. Later zag ik een documentaire over Ten Holt en kon niet anders dan constateren dat het een nare man was. Hij verloochende zijn kinderen en zat vol minachting voor wat anderen presteerden. Geboren bij de gratie Gods, meende hij. Zulke mensen heb je er ook tussen, ik weet het, maar ze zouden er niet moeten zijn. Mensen horen aardig te zijn. Ten Holt was niet aardig. Nog steeds verbaas ik mij erover dat zo’n man zulke muziek kon produceren. Ook dat gaat samen. Maar tegelijk ook niet. Ik kan er sinds lang niet meer naar luisteren zonder de geest te zien aan wie het ontsproot. Geef mij maar Philip Glass.

zaterdag 19 december 2020

Hervonden regelmaat

 
Gauguin, “Het visioen na de preek”, 1888

De zon aan de hemel,
De wolken waaien voort,
De maan staat in de wacht,
                  Daarginds,
Door niemand nog gestoord.

De regelmaat is ongekend,
De regelmaat is moordend,
Gevangen in het sterrenlicht,
                  Zo snel,
Vervliegen stille woorden.

De stemmen uit verdwenen tijd,
Geraamtes lang vergeten,
Hervonden in het rulle zand,
                  Geschikt,
Voor niemand nog te weten.

             Tot nu.

vrijdag 18 december 2020

Droevig gedicht

 

Echt gehoord:

- er is weer niks te doen in de stad;
- ben jij er geweest dan?
- ja eventjes;
- dan kun je net zo goed thuisblijven;
- ja, dat ga ik ook doen;
- ik ook, ik ga er niet meer uit.

Poëzie ligt op straat, wordt wel eens gezegd. Een mooi gedicht is altijd droevig. Dat las ik bij Gide.


donderdag 17 december 2020

Saskia en het toeval

 


“Alleen als je het grote systeem niet doorziet, is het toeval bereid een handje te helpen. Daar geloven wij beiden rotsvast in. De mensen die hun winstkansen uitrekenen voor ze aan de lotto meedoen, zullen nooit winnen. Dat is de ijzeren wet van het toeval.”

Citaat van Saskia de Coster, schrijfster. Ik heb haar niet gelezen. Ik zag foto’s van de jonge Saskia de Coster en in een flits herinnerde ik me een gezicht uit vroeger tijden. Hier heeft niemand iets aan, alleen ik. Ik berekende mijn kansen. Het toeval deed zijn werk.



woensdag 16 december 2020

Baby Jane

 


Sommige dingen blijven intrigeren, zonder dat je weet waar het vandaan komt. Met opvoeding heeft het niks te maken. Genetisch bepaald lijkt vergezocht. Maar toch...

Ik heb het al eens gehad over camp. Over Roxy Music, Andy Warhol. Het heeft niks te maken met kitch of met de homo-scene. Het gaat om een articiteit die me op een of andere manier aantrekt. Een gevoel dat ik niet kan definiëren. Alsof het om een levenswijze gaat die ik nooit heb durven aanvaarden. En misschien is dat wel goed zo, als ik zie wat er van deze of gene is geworden. Maar niet met allemaal.


Baby Jane Holzer is camp, ten voeten uit. Warhol maakte een korte film waarop ze enkel haar tanden poetst. Ook zat ze in Chelsea Girls. Brian Ferry bezong haar in Virginia Plain: "Baby Jane's in Acapulco. We are flyin' down to Rio". Vogue hoofdredacteur Diana Vreeland noemde haar in 1964 de meest eigentijdse vrouw die ik ken. Baby Jane belichaamde de jaren zestig als geen ander, het leven dat ik gemist heb.

Met Holzer is het goed gegaan. Met tachtig jaar ziet ze er nog steeds aantrekkelijk uit. Ze werd vastgoedmakelaar, rijk en verzamelt nu moderne kunst, Basquiat, Haring, Warhol natuurlijk. Extravagant als ze was hield ze altijd van orde, lees ik, op het obsessieve af. Blijkbaar gaat dat dus samen. Zo kan het dus ook. Uiteindlijk draait alles om discipline. Bij mij, bij Baby Jane, bij iedereen die het gered heeft, of juist niet.


dinsdag 15 december 2020

Riot en rotje

 
Belfast, Riot na het overlijden van IRA-hongerstaker Bobby Sands, 5 mei 1981

Soms denk je, daar had ook ik kunnen lopen, gewoon tussen kunnen staan. Wij duwden ergens rotjes in de brievenbus, vooral bij de familie Maan, waarvan vader achter ons aan kwam. Spannender is het nooit geworden. En toch is het alsof ik mezelf herken die jongens. 

Wat zou er van die ventjes geworden zijn. Dat zou een aardige documentaire op kunnen leveren, maar dat is mijn vak niet. Ik moet het doen met mijn fantasie. En mijn eigen ervaringen. Kijken wat ik kan koppelen. Ik geloof niet dat die jongens een smooth leventje hebben gehad, zoals ik. Ik zie drank, scheidingen, hard werken in de fabriek en luisteren naar de baas. Ik zie overal problemen, ook weer in de generatie volgend. Een rotje is wat anders dan een riot.

maandag 14 december 2020

Met de ogen gesloten

 
Ernst Haas, Marilyn Monroe, 1960

Ik ben niet geïnteresseerd in nieuwe dingen fotograferen. Ik ben geïnteresseerd in nieuwe dingen zien! Anders zien. Je wordt de dingen die je ziet en geeft ze terug, net als een schilder, een muzikant. Een je eigen taal. Ik noem het dromen met open ogen (Ernst Haas).

Kijken naar Marilyn met de gesloten ogen. Kijken naar Marilyn zonder dat ze je ziet. Kijken naar het mooiste op aarde en er intens van kunnen genieten. Door de ogen van de fotograaf die het begrijpt, zoals Haas het begrijpt. En er telkens opnieuw van kunnen genieten. Dat is ons voordeel!


Marilyn op de filmset van Misfits, 1960


zondag 13 december 2020

Dromen met open ogen

 
Ernst Haas, Salzburg, 1945

Ik ben niet geïnteresseerd in nieuwe dingen fotograferen. Ik ben geïnteresseerd in nieuwe dingen zien! Anders zien. Je wordt de dingen die je ziet en geeft ze terug, net als een schilder, een muzikant. Een je eigen taal. Ik noem het dromen met open ogen.

Ernst Haas (1921-1986) was een Oostenrijks fotograaf, later Amerikaan geworden, veel werkzaam in New York, maar ook in Parijs en Spanje. Hij behoorde tot de grootsten van zijn tijd, was president van Magnum, had in 1962 als eerste een expositie in het MoMA met enkel kleurenfoto’s en leverde met The Creation het meest succesvolle fotoboek af uit de jaren zeventig.

Dromen met open ogen! Bovenstaande foto is nog in zwartwit, uit zijn beginperiode, kort na de oorlog, toen hij op de zwarte markt net zijn eerste Rolleiflex-camera had gekocht. Talent verloochend zich zelden. Vanuit de Festung Hohensalzburg. Een uitzicht van eeuwen. Wat is eigenlijk veranderd?

De foto hieronder is van 1954, genomen in Montmartre. Na ons trouwen in 1986 hadden we daar een hotel. Het voelt alsof ik er terug ben. Net als bij de foto hierboven ervaar ik de nieuwe toekomst. Vanaf het nieuwe jaar een nieuwe loopbaan, een ommekeer, een life event, zo leerden we in de psychologie. Af en toe is dat heel erg nodig. Een nieuwe droom, zo lang het nog kan.

En het kan nog steeds!


Montmartre, 1954

donderdag 10 december 2020

Waar ze soms de namen weten


El Greco, “Dame in bontjas”, 1577-1580

Mijn hand die nimmer nog beroert,
Nooit meer tastbaar zal bezeren,
Almaar dwalend in het niets,
Waar ze stil mijn woorden weren,
Waar ze soms de namen weten,
Alles wat ik
           Ben vergeten,
Is dat alles
             Toch nog iets.

dinsdag 8 december 2020

Er blijven er steeds minder over

 

Martin Ros had niet zoveel op met moderne hedendaagse literatuur. Liever had hij het over boeken die heel vele jaren geleden gelezen had en die toen vaak al tot de klassieken behoorden. Voor de moderne boekhandel is dat onverteerbaar, die drijven op recente uitgaven. Na een jaar gaan ze in de ramsj of op zijn best nog een poosje digitaal. Een paar jaar geleden werd Ros door Selexyzs als columnist ontslagen, al vrij snel na aantreden, toen duidelijk werd hoe hij erin zat.

Ros is voor mij altijd de man van Privé domein geweest. Al vanaf de jaren tachtig verzamel ik de reeks, maar ik ga nooit meer compleet raken. Tot nummer 200 heb ik de meeste deeltjes in de kast staan, bijna allemaal klassieke schrijvers, de volledige memoires van Herzen, twaalf jaar geleden mijn eerste wiki-lemma. Maar daarna vertrok Ros en met hem de unieke selectie, de persoonlijke keus die zo inherent van belang is bij ego-documenten. Zelfs het papier veranderde. Zo jammer.

Ik heb me altijd wel herkend in de voorkeuren van Ros. Op zaterdagochtend hoorde ik hem op radio 1. Maar niet in alles. Als de dag van gisteren herinner ik me het enthousiasme waarmee hij over Reve kon vertellen. “Dan lees ik drie zinnen en ben weer helemaal bevangen”, zei hij vol overgave. En dan droeg hij weer wat voor, met die hese stem, in alle pathos, struikelend over zijn eigen woorden. Het was voor mij aanleiding om het nog eens te proberen, ik kocht Reves verzamelde werken, maar toch kon ik het gevoel van Ros niet helemaal volgen en pakte maar weer een boek van Hamsun. Voor die ene keer zal het wel aan mij liggen. Het waren uitzonderingen.

Noem mij eens de grote Nederlandse schrijvers? Nee, ik bedoel nu niet Mulisch, Campert en nog anderhalve man. Maar ze zijn bijna allemaal dood. Wolkers is toch ook dood? Selexyzpresentator: Er zijn mensen die Grunberg erg hoog hebben zitten. Ach, schei toch uit. Grunberg die elke krant volschrijft met zijn zelfde vervelende praatjes. Die iedereen z’n brieven beantwoordt. Die getrouwd is met een mevrouw geloof ik, van vierentachtig. Wat, ik, ja sorry hoor, ik schiet even uit de boog. Ik, ik houd er niet van. Dat is toch geen schrijver? Hij heeft een boek over het Oude en Nieuwe Testament geschreven. Dat boek ligt op de steenbergen, op de boekenmarkten. Dat is niet te slijten. De mensen zeggen na drie bladzijden: waar heeft die man het over? Maar goed, hij is van de minder bekende, dan nog één van de minst slechtste. Laat ik het zo zeggen, maar dan noem je er ook één. Maar noem ze nou eens? Vroeger kon je toch al die namen opnoemen. Dat waren de groten, hè. Dat waren de groten, die las iedereen. Waar zijn die gebleven? Selexyzpresentator: Misschien was vroeger wel alles beter. Meneer Ros! Hahahahahaha.

Martin Ros is overleden, aan Corona naar ik begrijp. Een droevig bericht. Er blijven er steeds minder over.

zondag 6 december 2020

Kort, weinig, vluchtig

 
El Greco, “Gezicht op Toledo”, 1604-1614

Onze levens
zijn
te kort,
te snel
voorbij,
te weinig,
twee keer
een leven
was beter
voor mij,

te laat
altijd
om in te grijpen,
te vluchtig
voor de poging,
te vluchtig
voor het tij,
te vluchtig
voor de rust,
die ik zo node mis,
te kort
in alle dagen,
in elk geval
             voor mij.


vrijdag 4 december 2020

Andermaal Monica

 
Bettina Rheims: Monica Bellucci, Rose c’est la Vie, 1913


Vandaag houd ik het kort. Ik kan er niet omheen. Wil er niet omheen. Soms val je gewoon in herhaling. God valt in herhaling, ieder jaar, elke dag, en dat is goed zo.

Ook Monica Bellucci staat in Rose c’est Paris. Wat het Parijs maakt weet ik niet maar deze foto maakt het boek dubbel sterk. Maakt in een klap duidelijk waar het om gaat. Dat heb ik altijd met Monica. Denkt ze aan mij? Wie ben ik om dat te denken? Ze kijkt weg van de camera maar het charisma spat van de lens. Een perfecte vrouw. De perfecte foto.

Dat zoiets prachtigs kan bestaan! Voor vandaag is dit genoeg. Je weet maar nooit.

donderdag 3 december 2020

Lotsbeschikking en vrouwendracht

 
Bettina Rheims, “De drie schikgodinnen”, 2013

Wie moet ik roepen, wie moet ik sturen,
Dat vrouwen, mooie vrouwen, de heerschappij zullen krijgen.

Moira is in de Griekse mythologie de schikgodin die zich in drie deelvormen openbaart. Gedrieën en als eenheid bepalen ze ieders levensloop. Dit doen ze door de "levensdraad" van ons stervelingen te spinnen, te meten en af te knippen. Klotho (“de spinster”) spint de levensdraad, Lachesis (“de verdeelster”) meet de draad af en beslist hoe lang iemand nog te leven heeft, Atropos (“de onafwendbare”) knipt uiteindelijk iemands draad af als de tijd gekomen is.

Rheims zet een halfnaakte, quasi-geblinddoekte vrouw in de achtergrond, die gedwee en zonder verzet haar lot lijkt te ondergaan. Alles heeft twee kanten. Direct voor de voeten van de godinnen ligt een gehavend beeldje van Lenin, wiens draad uiteindelijk ook werd afgeknipt. Aan alles komt een einde, de geschiedenis kun je nooit duurzaam naar je hand zetten. Uiteindelijk gaan er andere krachten werken. Tegen de schikgodinnen kan niemand op. Ik denk even aan Blake’s Prophetic Books, aan Shakespeare’s Midzomernachtsdroom. Ik denk aan de kracht van het seksuele en de kwalijke gevolgen van een al te grote nadruk op de rede. 

De foto van Rheims komt uit haar boek en expositie Rose c’est Paris (2013), waarin ze een eigen visie geeft op de macht van de vrouw via een decadente reis door Parijs. In laatste instantie zijn ze ons mannen altijd de baas. Wie zal zeggen of dat erg is. Ikke zeker niet. Al is het maar omwille van de foto hierboven. Wie wil zich dan niet onderwerpen!


woensdag 2 december 2020

Tussen zeggen en weten

 
Ary Scheffer, “De gedaantes van Paolo en Francesca”, 1835


                              Filosofeer eens een beetje,
                                                                          denk eens over,
                                                                                                     soms denk ik erover,

                              Het verschil tussen weten
                                                                        en het zeggen of schrijven in woorden;

                              Weten hoever tot Italië is
                                                                        te voet als de Taugenichts, nu per trein;

                              Weten wat de betekenis is van denken
                                                                                            en daar weer over denken;

                              Weten hoe een piano klinkt
                                                                            en horen de klanken, voelen de pijn;

                              Weten hoe geluk voelt
                                                                   en ellende, als stille afwezigheid daarvan;

                               Weten wat het is
                                                         intens houden van
                                                                                      en hoe ook dat weer verandert.

                              Wat moet ik nog zeggen?
                                                                      Wie kun je kennen?
                                                                                                      Beter zeg ik nu niks!

maandag 30 november 2020

De zorgen van Proust

 
Het is een rare tijd.

"Feiten dringen niet door tot de wereld van onze overtuigingen” schreef Marcel Proust al in Du côté de chez Swann“ze hebben die niet voortgebracht en gooien ze niet omver".

Te denken dat mensen handelen op basis van hun overtuigingen is een misvatting. Het zijn andere krachten die ons drijven. Die uitspraak is van Wittgenstein.

Feiten kunnen de theorie veranderen, maar de theorie mag nooit de feiten veranderen, dat zei Sherlock Holmes in al zijn wijsheid. We zien het gebeuren.

Als je Proust en Wittgenstein hebt gelezen weet je eigenlijk alles. Om over Sherlock Holmes maar niet te spreken. De mensen zijn nog altijd hetzelfde. Alleen de sociale dynamiek, die neemt in dit digitale tijdperk  toch wel andere proporties aan. Proust had het nog over vooroordelen en hypocrisie, nu gaat het om de climate-hoax, massieve fraude, corona-complotten. Was het in de wereld Proust nog onschuldig vermaak, nu vind ik het soms zorgelijk. En dat heb ik niet zo snel. Nog nooit eerder gehad.

Dus vlucht ik maar weer in mijn boeken. Ik kan niet anders!

zondag 29 november 2020

De chique dames van Isaac Israëls

 
Isaac Israëls, “Portret van Jacqueline Sandberg”,
ca. 1898, 93 x 53 cm, Teylers Museum

Het ideaal van de schilder, zo noemde Isaac Israëls het: een schilderij verkopen aan een vrouw met wie je daarna de liefde bedrijft. Toen kon je dat nog openlijk zeggen. Je wordt niet voor niks kunstschilder.

Van Israëls wordt wel gezegd dat hij minder vaardig was in het schilderen van vrouwen die hij niet zo aardig vond. Die afbeeldingen ga ik niet tonen. De portretten op deze pagina tonen een feilloze perfectie, voortgekomen uit de onmiskenbare liefde tussen de schilder en zijn model.

Dames van stand, met een wat sjofele kunstenaar. Tja! Soms wil je gewoon wat anders!

Hierboven een portret van jonkvrouwe Jacqueline Sandberg (1876-1976), die bijna honderd jaar zou worden. Ze had ambities in het toneel en engageerde zich in 1897 met regisseur-acteur Willem Royaards, met wie ze in 1903 in het huwelijk trad. Ergens in de tussenliggende periode is bovenstaand portret ontstaan. Stof voor een mooi boekje.

“Portret van Dorothea Dina Estella Hijmans”, 1898, 60 x 80 cm, Kröller-Muller Museum

Interessant is dat Israëls in dezelfde periode een vergelijkbaar portret aan de kust schilderde van Dora Calisch-Hijmans (1864-1899), die getrouwd was met de flamboyante Amsterdamse advocaat Nicolaas Arnold Calisch en dochter van dichteres Estelle Hijmans-Herzveld. Kort na voltooiing van het schilderij overleed zij, 33 jaar oud. Ik weet niet wat gebeurd is. Ook daar zit een mooie roman in.

En anders wel over de elegante ‘socialite’ Sophie de Vries-Dalberg (1879-1931), die het van opdrachtgeefster schopte tot de belangrijkste minnares en muze van de kunstenaar. Haar man Samuel, met wie ze drie kinderen had, was een succesvol Rotterdamse zakenman. In 1911 scheidde ze van hem voor Isaac, maar bleef zich De Vries noemen. Israëls vereeuwigde haar veelvuldig op doek en papier en deze portretten behoren tot de hoogtepunten uit zijn oeuvre.

“Portret van Sophie de Vries-Dalberg, ca. 1910,
34 x 24 cm, kort voor haar scheiding, privé bezit
“Mijn blozende Sophie”, 60,1 x 45,3 cm,
ca. 1918,  particulier bezit























 
Er zijn er nog meer, maar laat ik hier voorlopig maar even stoppen. Ik kan geen twaalf romans gaan schrijven. Waarschijnlijk schrijf ik helemaal niks. Ik wek alleen maar suggestie, ten faveure van de prachtige portretten van Israëls, die daarmee een nieuwe dimensie krijgen. In elk geval voor mij. Geen slecht woord over de dames, trouwens.

vrijdag 27 november 2020

Over de muur van het leven

 
Léon Herschtritt, zelfportret, 1959

Léon Herschtritt is dood. Op 21 november dit jaar overleed hij, 84 jaar oud, net zo oud als mijn moeder, die nog leeft. Als kind van Joodse ouders ontsnapte hij met zijn familie ternauwernood aan deportatie. Hij fotografeerde gewone mensen en werd dan ook wel photographe humaniste genoemd. Hij werkte in meerdere landen, veel in Algerije, in Israël, maar het meest bekend werd hij door de foto’s die hij maakte in zijn geboortestad Parijs. In 1974 begon hij met zijn geliefde vrouw Nicole een café-restaurant bij Montmartre, dat hij zo’n beetje als als zijn fotostudio beschouwde. Eerder al trok hij de aandacht met een serie foto’s rondom de bouw van de muur in 1961 en later opnieuw bij de val in 1989, waar hij beide keren snel bij was omdat hij voelde “dat het hier ging om de belangrijkste momenten van zijn tijd”.

“De muur, Berlijn”, 1961

En dat zag hij precies goed, veel scherper dan ik, die het belang van dit soort ontwikkelingen meestal pas achteraf echt in de gaten heeft. Ik heb afstand nodig, sta meer aan de zijlijn. Ik kijk liever naar de gewone mensen en lees dan later wel eens een boek. Je bent zoals je bent. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik iets gemist heb, eerder dat ik te laat was, wat niet precies hetzelfde is. Het is goed zo. Iedereen leeft op zijn eigen wijze. Spijt brengt geen helpende gedachten. Ik zag de foto van het echtpaar op de auto, hierboven, pas medio vorig jaar in Berlijn, in de Buchladen, op de omslag van een fotoboek over de muur. Ik las pas van zijn overleden een week na dato. Van een afstand zwaai ik naar Léon Herschtritt, over de muur van het leven, waar je niemand meer kunt zien.






donderdag 26 november 2020

Rare snuiters

 
Rafaël, “Portret van Bindo Altoviti”, ca. 1515

Wat
zijn er
toch
veel
mensen
met rare
ideeën,
ik zou
dat
nooit doen,
geloof
ik,
niet
in de echte
wereld,
misschien
alleen
in mijn hoofd
zou ik
dat durven,
en misschien,
soms
een beetje
op dit blog,
want
dat merkt niemand,
denk ik.

We zijn
allemaal
rare snuiters,

Ook al denken we van niet!

maandag 23 november 2020

Schoonheid en goede zin

 
Monica Bellucci op de trap, door Vincent Peters, Rome, 2006

Vincent Peters (1969) is een Duits reclame-, mode- en celebrity-fotograaf. Zijn foto’s prijkten op de cover van The Face en Vogue. Inmiddels heeft hij meerdere fotoboeken op zijn naam. Via Monica kwam hij vandaag op mijn pad. Ik kende hem nog niet, moet ik bekennen. Hetgeen niet terecht blijkt, want het is een uitzonderlijke kunstenaar, zo mag hij heten. Met beperkte middelen en een bijzondere aandacht voor lichtinval maakt hij sensuele, dromerige bijna filmische zwartwit-foto’s, die voor mij een belichaming zijn van het begrip schoonheid. Woorden voegen hier weinig toe. Ik maak er me makkelijk vanaf vandaag.

Gewoon, omdat ik hier betere zin van krijg. Waarom niet!?


Uit het fotoboek “Personal”


Laetitia Casta, 2009


Alice Peneacã



Sonja van Heerden, uit het fotoboek “Personal”, Parijs, 2015

zondag 22 november 2020

Greetje Zelle, kind van haar tijd

 
Isaac Israëls, “Mata Hari”, 1916, 210 x 110 cm, Kröller-Muller Museum


Isaac Israëls is een van mijn favorieten schilders. Waarom weet ik niet. Dat weet je nooit.

In heb een mooi boek over Israëls, “Mannequins en mode”, waarin hij als modeschilder beschreven wordt, in het bijzonder voor het Amsterdamse modehuis Hirsch. Vanwege het grote onhandige formaat ligt het plat op de vloer, onderop een stapel boeken die niet in de kast passen. Op Wikipedia beschreef ik zijn schilderij “Twee mannequins bij Hirsch”.

Israels kende Greetje Zelle, bekend geworden als Mata Hari, uit de periode dat hij veel bij Hirsch kwam. Greetje was er vaste klant en bezocht er ook modeshows. In 1916 nodigde Israels haar uit om voor hem te komen poseren, waarin ze toestemde. Daar was ze ijdel genoeg voor, meer dan dat. En Israëls was een toonaangevend kunstenaar in die tijd.

Als we aan Mata Hari denken hebben we meestal oude foto’s voor ogen waarop ze schaars gekleed in oosterse gewaden te zien is als wulpse danseres. Hier niet. Israëls portretteert haar frontaal, dik gekleed in een kuitlange zwarte mantel, afgezet met zwart bont. Zelfverzekerd en enigszins uitdagend kijkt ze de toeschouwer aan. Haar voeten zijn gestoken in zwarte kousen en schoenen met een kleine hak, om haar rechterarm draagt zij een zwarte bontmof en op haar hoofd prijkt een kleine zwarte hoed. Alles natuurlijk geheel conform de mode van die tijd.

En Zelle was een kind van haar tijd. Ze voelde de tijdsgeest aan, zoals later Madonna, Lady Gaga. Ze genoot van de aandacht die ze kreeg na een ellendig huwelijk met een tirannieke man. Waarschijnlijk heeft ze ook gewoon echt wel een beetje gespioneerd, zowel voor de Duitsers als voor de Engelsen, en genoot ze van haar rol, kon ze het niet laten om erover te vertellen, hetgeen haar fataal werd. In oktober 1917 werd ze door een Franse militaire rechtbank veroordeeld en vervolgens geëxecuteerd. Er moesten daden worden gesteld, waar dat op het slagveld niet wou lukken.

Er zijn veel boeken over haar geschreven, die ik niet gelezen heb. Er zijn talloze foto’s. De exotische foto’s boeien me niet zo. Wel de foto’s waarop ze als een modieuze elegante diva te zien is. En het portret van Israëls natuurlijk, dat Helene Kröller-Muller zelfs in haar huiskamer liet hangen. Een wonderbaarlijk portret dat tot op de dag van vandaag intrigeert. Ik zie een trotse, zelfverzekerde vrouw, krachtig, arrogant, uitdagend, een vrouw die zich ontworsteld heeft aan een ellendig verleden. Feministe avant la latere. Dat moest wel verkeerd aflopen in die tijd.



Greetje Zelle, 1912
Kort voor de arrestatie