Labels

maandag 21 december 2020

Geestverwanten

 
Max Slevogt, “Parade”, 1913

Van de grote drie was Mulisch voor mij altijd nummer één. Maar nu herlees ik Hermans. Waarom niet?  Helm met vederdos, stukje over Hamsun:

Knut Hamsun, geboren in 1860, had, na jaren zelf honger geleden te hebben, met zijn roman Honger in 1890 onmiddellijk succes.

De openingszin van zijn essay zit al vol met fouten. Hamsun werd in 1859 geboren, de hongerperiode die hij op autobiografische wijze beschrijft was slechts van korte duur, direct na zijn berooide terugkeer in 1889 uit Amerika, en het succes van Honger was aanvankelijk beperkt. Hermans nam het niet zo nauw, dat deed hij nooit, als gesjeesde professor. Maar Hermans mag dat, omwille van de stijl. Ik strijk over mijn hart. Geamuseerd lees ik door.

Wie is er nog nieuwsgierig naar zijn politieke opvattingen?, zo eindigt hij zijn beschouwing: we kunnen niet eeuwig over de massamoorden van de SS in de kranten blijven schrijven. Tja. Hermans. Ik ben wél nieuwsgierig naar die opvattingen, nog steeds. Na diverse Hamsun-biografieën, die Hermans niet heeft kunnen of willen lezen, zie ik het allemaal wat genuanceerder. Omdat ik altijd heb willen begrijpen hoe een geestverwant tot zulke stellingnames kon komen. Hermans was nooit zo van de nuance, meer van het eeuwige gelijk, voelt ook niet echt een geestverwant. En zo kom ik toch weer bij Mulisch, uiteindelijk, die het beter snapte.