Labels

zaterdag 28 juli 2018

Cabré en Hopper

Edward Hopper, “Nighthawks” (detail)

Ik lees “De bekentenis van Adria” van Jaume Cabré:

“Trillend kwam moeder thuis. Ze had de deur nog niet dichtgedaan, of ze trok haar zwarte jas uit. Ze had niet de puf om hem op te hangen, maar legde hem op het bankje in de vestibule en ging naar de slaapkamer. Ik hoorde haar huilen, maar ik mengde me liever niet in zaken waar ik geen verstand van had. Later sprak ze een hele poos met Kleine Lola, in de keuken, en ik zag hoe kleine Lola haar hand op die van mijn moeder legde, om haar te bemoedigen. Het heeft me jaren gekost om de stukken van dat beeld opnieuw te schikken, dat ik nu duidelijk voor me zie, alsof het een schilderij van Hopper is. Mijn hele kindertijd thuis staat in mijn hoofd geprent als dia’s van schilderijen van Hopper, met dezelfde plakkerige, geheimzinnige eenzaamheid. En ik zie mijzelf als een van zijn personages, die op een onopgemaakt bed zit - op een kale stoel ligt een vergeten boek - en uit het raam kijkt, of die naast een opgeruimde tafel zit en naar een lege muur kijkt. Want thuis werd alles fluisterend opgelost, en het enige wat er buiten mijn portamento-oefeningen te horen was, waren de naaldhakken van mijn moeder, als ze wegging. En zoals Hopper zei dat hij schilderde omdat hij het niet onder woorden kon brengen, schrijf ik het op omdat ik het niet kan schilderen, hoewel ik het voor me zie. En ik zie het altijd zoals hij, door ramen en deuren die op een kier staan. En wat ik toen niet wist, kwam ik later te weten. En wat ik niet weet, verzin ik, en is ook waar. Ik weet dat je me begrijpt, en zult vergeven”.

Deze passage raakt me. Vaak als ik een tafereeltje bezie denk ook ik: kijk, een schilderij van Hopper. Mensen leven met elkaar, naast elkaar, weten dingen van elkaar, weten dingen niet van elkaar, zijn samen, zijn alleen. Hopper is een van mijn lievelingsschilders. Cabré mag de Nobelprijs voor literatuur winnen.

“Hotel by a Railroad”
“Office at Night”
“Room in New York”