Labels

maandag 30 juli 2018

Erotomanie


Modigliani, “Portret van Lunia Czechowska

    Ik las iets over de dochter van Victor Hugo, Adèle (1830-1915). In 1852 volgde ze haar vader in ballingschap naar Engeland en kreeg een amoureuze relatie met een Engelse officier, Albert Pinson, die haar in 1855 ten huwelijk vroeg. In eerste instantie wees ze hem af, maar al snel kreeg ze spijt en gaf ze te kennen hem toch als haar man te aanvaarden. De gekrenkte Pinson wilde toen echter niets meer van haar weten. Hij vertrok naar Ierland, waar hij werd gestationeerd, en vervolgens via Canada naar Barbados. Adèle legde zich echter niet bij de zaken neer en bleef hem achtervolgen, letterlijk, naar Ierand, Canada en uiteindelijk Barbados. Ze wilde niet aanvaarden dat hij niet meer van haar hield en leefde voortdurend in de stellige overtuiging dat hij nog steeds verliefd op haar moest zijn. In Barbados stond ze bekend als madame Pinson, terwijl Albert haar volledig meed, waar hij kon. In 1869 vertrok hij heimelijk van Barbados terug naar Engeland, zonder dat ze het in de gaten had. De verwarde Adèle keerde pas 1872 keerde terug naar Frankrijk en en deed zicht daar voor als Pinsons weduwe. 

Adèle Hugo leed aan erotomanie: de overtuiging dat een ander verliefd op je is, terwijl dat absoluut niet het geval is. Een waanstoornis dus. De psychische toestand van Adèle ging ook hard achteruit. Vaak zag men haar dwalen door de straten, voortdurend pratend in zichzelf. Ze moest opgenomen worden in een psychiatrische instelling, waar ze een groot deel van haar latere leven zou slijten. Toen op latere leeftijd Pinson haar uit meelevendheid in een instelling kwam bezoeken herkende ze hem niet eens meer. Ze geloofde niet eens dat hij het was en stuurde hem weg. Zo kan het gaan.

zondag 29 juli 2018

Brodski, “Lenin in de Smolny, 1917”


Isaac Brodsky, “Lenin in de Smolny”, 1930, 190 x 287 cm, Tratjakov Galerij Moskou

Isaac Brodski (1884-1939) was een leerling van de grote Russische realist Ivan Repin en groeide na de Russische Revolutie in 1917 uit tot Een van de belangrijkste exponenten van het Sociaal Realisme, dat vooral tot doel had de revolutionaire zaak van de Sovjet-staat te verheerlijken: kunst moest dienstbaar zijn aan het socialisme. Als leerling van de grote Russische kunstschilder Ilja Repin hield hij vast aan een realistische werkwijze en koos niet voor het avantgardisme, zoals bijvoorbeeld Kazimir Maljevitsj. Vanaf de Stalinperiode zou zijn manier van werken uiteindelijk boven komen drijven.

“Lenin in de Smolny” is een van de bekendste werken van Brodski. Het levensgrote werd in 1930 voltooid, ruim na Lenins overlijden in 1924, op basis van eerdere studies. In de jaren dertig werden op massale schaal reproducties gemaakt die in plek kregen in overheidsgebouwen doorheen het hele land, na de Tweede Wereldoorlog ook in het Oostblok. Het paste volledig in de door Stalin zorgvuldig gecreëerde Lenincultus, iets waarvan Lenin zelf heel zeker wars zou zijn geweest.

Lenin hield er niet van om geportretteerd te worden, maar zijn vertrouweling de volkscommissaris voor onderwijs, kunst en wetenschappen Anatoli Lunatsjarski, wist te bewerkstelligen dat Brodski rond 1920 een aantal schetsen van de grote leider mocht maken, welke hij later zou gebruiken voor zijn portretten. “Lenin in de Smolny” is niet alleen ruim na Lenins dood geschilderd, maar ook gesitueerd ruim voordat Brodski zijn schetsen maakte, namelijk eind 1917, toen de Raad van Volkscommissarissen gesitueerd was in het Smolny Paleis van de voormalige tsaar.

Anders dan in de tsaristische periode beeldt Lenins werkkamer uit als uiterst bescheiden, schaars verlicht en eenvoudig gemeubileerd. Lenin stond te boek als een keiharde werker met een enorme denkkracht. De lege tweede stoel symboliseert zijn eenzaamheid. Terwijl buiten de strijd om de macht nog in alle hevigheid woedt zit de grote leider kalm in zijn stoel te werken: hij heeft de zaak onder controle, lijkt de kunstenaar te willen zeggen. Lenin weet wat er moet gebeuren! Er straalt rust en stilte uit het werk.

“Lenin in de Smolny”  is niet zomaar een realistisch werk uit de grote Russische schildertraditie, maar een statement van de kunstenaar, vol van doorvoelde emotie. Brodski geloofde in de mythe van de grote leider. In mijn jonge jaren was ook ik wel gevoelig voor dit soort symboliek. Lang heb ik geloofd dat Lenin, in tegenstelling tot Stalin, tot de goeien behoorden. Later leerde ik dat moeilijk te zeggen is wie de goeien en wie de slechten zijn, nog steeds. Zo simpel is het allemaal niet, bij nadere beschouwing.

zaterdag 28 juli 2018

Cabré en Hopper

Edward Hopper, “Nighthawks” (detail)

Ik lees “De bekentenis van Adria” van Jaume Cabré:

“Trillend kwam moeder thuis. Ze had de deur nog niet dichtgedaan, of ze trok haar zwarte jas uit. Ze had niet de puf om hem op te hangen, maar legde hem op het bankje in de vestibule en ging naar de slaapkamer. Ik hoorde haar huilen, maar ik mengde me liever niet in zaken waar ik geen verstand van had. Later sprak ze een hele poos met Kleine Lola, in de keuken, en ik zag hoe kleine Lola haar hand op die van mijn moeder legde, om haar te bemoedigen. Het heeft me jaren gekost om de stukken van dat beeld opnieuw te schikken, dat ik nu duidelijk voor me zie, alsof het een schilderij van Hopper is. Mijn hele kindertijd thuis staat in mijn hoofd geprent als dia’s van schilderijen van Hopper, met dezelfde plakkerige, geheimzinnige eenzaamheid. En ik zie mijzelf als een van zijn personages, die op een onopgemaakt bed zit - op een kale stoel ligt een vergeten boek - en uit het raam kijkt, of die naast een opgeruimde tafel zit en naar een lege muur kijkt. Want thuis werd alles fluisterend opgelost, en het enige wat er buiten mijn portamento-oefeningen te horen was, waren de naaldhakken van mijn moeder, als ze wegging. En zoals Hopper zei dat hij schilderde omdat hij het niet onder woorden kon brengen, schrijf ik het op omdat ik het niet kan schilderen, hoewel ik het voor me zie. En ik zie het altijd zoals hij, door ramen en deuren die op een kier staan. En wat ik toen niet wist, kwam ik later te weten. En wat ik niet weet, verzin ik, en is ook waar. Ik weet dat je me begrijpt, en zult vergeven”.

Deze passage raakt me. Vaak als ik een tafereeltje bezie denk ook ik: kijk, een schilderij van Hopper. Mensen leven met elkaar, naast elkaar, weten dingen van elkaar, weten dingen niet van elkaar, zijn samen, zijn alleen. Hopper is een van mijn lievelingsschilders. Cabré mag de Nobelprijs voor literatuur winnen.

“Hotel by a Railroad”
“Office at Night”
“Room in New York”

vrijdag 27 juli 2018

Jean-Léon Gérôme, “Duel na het gemaskerd bal”

Jean-Léon Gérôme, “Duel na het gemaskerd bal”, 39,3 x 56,1 cm, 1857-1859, Musée Condé, Chantilly

Een bizar tafereel in het Bois de Boulogne, bij het krieken van de dag. Het is winter, de bomen zijn kaal, de grond is bedekt met sneeuwbij, de eerste zonnestralen breken moeizaam door de nevel. Er heeft zojuist een duel plaats gehad, klaarblijkelijk na een geschil op een gemaskerd bal.

Links zakt een als Pierrot verklede man dodelijk gewond in elkaar, in de armen van een man in de armen van een man die verkleed is als de hertog van Guise. Met zijn degen lijkt hij zich nog te willen ondersteunen, alsof hij niet wil opgeven. Een als doge verklede dokter probeert vergeefs het bloed te stelpen. Rechts druipt de als indiaan verklede winnaar van het duel af met zijn secondant. Het moordwapen laat hij achter in de sneeuw, samen met enkele veren van zijn tooi. Op de achtergrond wacht een rijtuig om hem terug te brengen.

Jean-Léon Gérôme schildert op hoog realistische wijze een onwerkelijk tafereel. De verklede mannen doen in eerste instantie te doen vermoeden dat het om een in scène gezet tafereel gaat. Alles komt uitermate theatraal en dramatisch over, maar de ware dramatiek wordt pas duidelijk als blijkt dat het om een -letterlijk- dodelijke ernstige zaak gaat. De gepassioneerde hartstocht die aan het tafereel vooraf moet zijn gegaan druipt er vanaf, zowel bij het slachtoffer als bij de man die het duel heeft gewonnen. We weten alleen niet wat er is gebeurd. Iemands eer moet zijn geschonden. Meestal heeft van van doen met de liefde. We kunnen er onze eigen roman bij maken. Gérôme, die meerdere versies maakte van het werk, heeft nooit uitsluitsel gegeven over de vraag of hij ergens specifiek aan refereerde.

Duelleren mag niet meer. Het belang van elk individueel leven weegt zwaar in onze samenleving. Maar toch had het wel wat. Ik ben een romanticus. Gekanaliseerde hartstocht. Iedereen kan zich situaties indenken tijdens welke je in staat bent tot doden. Ja toch? Ik zit hier wat over te denken. Wat als ik het alleen voor het zeggen kreeg? Of wanneer de emotie zo hoog opflakkert en de omstandigheden het toelaten. Doe maar! Ten tijde van oorlog bijvoorbeeld. Maar de omstandigheden laten het niet toe. En het is geen oorlog. En allemaal blijven we netjes, zoals het hoort. Ook ik. Civilisatie, in de woorden van Elias.

woensdag 25 juli 2018

Fernando Botero

Fernando Botero, “casa de Maria Pintuco, 2001, San Antonio Museum of Art

De eerste keer dat ik kennis maakte met het werk van Fernando Botero (Medellin, 1932) was op vakantie in Italië, toen ik op het marktplein van een klein dorpje plotseling stuitte op enkele van zijn enorme beelden. Het trok me meteen uit de werkelijkheid en dan weet je meteen ook dat je met echte kunst van doen hebt. Andere kunst ook. De onverwachte bijzondere ontmoeting was was een heuse ervaring.

Botero beeldt doorgaans dikke mensen af. Toen hem eens gevraagd werd waarom hij vooral dikke mensen schilderde zei hij: “ik zie ze niet noodzakelijk als dik, maar als ze het zijn gaat het mij niet om het karikaturale, maar eerder om de sensualiteit van de vormen. Het heeft te maken met de omgeving in Columbia waar ik ben opgegroeid. Kunst was daar zeldzaam, museums bestonden niet, dus toen ik met schilderen begon zocht ik in mijn nabijheid naar een soort van weelderige schoonheid  die me uit de grauwheid van het keven van alle dag haalde. En dan was dit waar het op uitkwam”.

Op zijn website schrijft Botero het volgende over zijn kunst: “Ik vind het belangrijk om iets te creëren op basis van geheel vrije, imaginaire en innovatieve waarden. Het Is geen kwestie van het scheppen van de soort schoonheid die past binnen de klassieke canons. Het doel is eerder om een niveau te bereiken waarop het mogelijk blijkt te verbazen en verbaasd te worden. Het gaat erom iets te vinden, temidden van het banale en perverse, dat rust en evenwicht uitstraalt”.

Toen ik deze quote las snapte ik ineens beter waar het werk van Botero om draait. Ik snapte beter waar het in de kunst om draait. Het gaat erom de kijker ergens op een onvermoed plekje te raken, te verrassen, even uit de dagelijkse realiteit te trekken, voor even te verheffen, zo je wilt. Dat was wat gebeurde op die vakantie in Italië.

Op deze pagina enkele werken. Botero’s eigen woorden in gedachtig moet helder zijn wat hij bedoelt. Bij lang kijken zie je steeds meer gelaagdheden, en iedereen andere, dat kan niet missen.

The Garden Club

The Orchestra

The Warlord

The Family


dinsdag 24 juli 2018

Tour de France 1921

Tafereel uit de Tour de France 1921
Tegenwoordig staat alles wat je als wielrenner tijdens de Tour de France tot je neemt onder controle. Niet alleen doping natuurlijk, maar alles wat je eet en drinkt is door de ploegleiding nauwkeurig uitgedokterd. Een kleine honderd jaar geleden, in 1921, was dat nog anders. Op bovenstaande foto zitten de Zwitserse coureurs Henri Collé en Charles Parel op de drempel van een lokaal café in het noord-Franse Dalstein, nabij het drielandenpunt met Luxemburg en Duitsland. Met de reservebanden om de schouders werken ze een stevige pul bier naar binnen. Een groep kinderen kijkt toe, terwijl achter de renners, in de deuropening, enkele klanten (of wellicht de eigenaars) in de camera kijken.

De onbekende fotograaf, wellicht werkend voor een krant of tijdschrift, vangt een volledig ontspannen en natuurlijk tafereel. Het is gewoon gezellig, vol “joi de vivre”, bijna als bij de vierdaagse. Dat wil echter niet zeggen dat de Tour in die dagen alleen voor het plezier werd verreden. De Tour, in 1903 uit promotieoverwegingen gestart door Henri Legrange, uitgever van L’Auto-Velo, was een groots gebeuren in Frankrijk en in 1921 inmiddels ook daarbuiten. Het was telkenjare een drie weken durend feest waaraan alle mensen die woonden in de nabijheid van de route deel hadden.

De twee renners op de foto streden met hun grote pint bier in de handen niet om de winst, maar behoorden wel tot de 38 renners die Parijs haalden. Collé werd 17e, Parels 29e. Winnaar dat jaar werd de Belg Léon Scieur. Zijn landgenoot Hector Hector Heusghem werd tweede op 18.36 minuten. Zeven Belgen eindigden bij de eerste tien. Tussen 1912 en 1922 kwamen alle winnaars van de Tour uit België.

Léon Scieur tijdens de door hem gewonnen Tour van 1921 op L’Aubisque
Hector Heusghem met volgauto op de Peyresourde,
tijdens de door hem gewonnen zesde etappe

maandag 23 juli 2018

Tamara de Lempicka, “Portret van de hertogin De la Salle”

Tamara de Lempicka, “Portret van de hertogin  De la Salle”,
161 x 96 cm, 1925, olieverf op linnen, privé-collectie
Tamara de Lempicka (1898-1980) was telg uit een Pools patriciërsgeslacht. Begin jaren twintig werd ze opgeleid door Maurice Denis en André Lhote. Van de laatste nam ze aanvankelijk een kubistische werkwijze over, maar al snel vond ze zich in de haar kenmerkende koele en zakelijke Art Deco-stijl, waarmee ze in de daarop volgende jaren naam zou maken.

In 1925 portetteert De Lempicka haar muze, de extravagante, van oorsprong Griekse hertogin Marika de la Salle de Rochemaure (1887-1983). De la Salle, met bobkapsel, is gekleed in zwart rijtenue, met lange broek en hoge laarzen, in een halflange rokjas en daaronder een uitdagend openhangende witte blouse. Ze staat op een trap met rode loper, haar linkerbeen naar voren met de voet een trede hoger, waardoor haar taille wordt benadrukt. Nonchalant hangt ze met haar linker-elleboog op de trapleuning, de rechterhand in de zak. Haar blik is onderuit, maar wel direct en brutaal op de kijker gericht. Wie doet me wat! De lippen zijn uitdagend gestift in hetzelfde rood als het tapijt, op haar wangen heeft ze rouge en boven haar lippen een schoonheidsbultje. Op de achtergrond zien we een stad, geschilderd in een kubistische stijl. Links zien we een zuil en achter De la Salle een soort van gordijn: zij bepaalt wat de kijker ziet!

“Portret van de hertogin  De la Salle” is een sterk masculien portret van een vrouw. Er gaat een androgyne dominantie vanuit, hetgeen versterkt wordt door het levensgrootte formaat. Opvallend in al zijn tweeslachtigheid is ook de snit van de rijbroek, met één strakke pijp en de andere los, zakkerig, als van een rok. Haar kruis bevindt zich precies in het midden van het werk, hetgeen het belang van de sekse onderstreept. De la Salle staat als een heerseres voor de stad, Parijs, letterlijk aan haar voeten. In 1905 gescheiden van haar man leefde De la Salle volledig onafhankelijk in de Franse hoofdstad, zich niets aantrekkende van meningen en conventies. Daarmee vertegenwoordigde ze een nieuw type van de geëmancipeerde vrouw, welke als een verademing gold na tijd van de vaak seksloze suffragettes. Marlène Dietrich, Greta Garbo en ook De Lempicka zelf zouden spoedig in naar voetsporen treden. Sterke vrouwen, zich bewust van hun kracht en seksualiteit, dominerend over mannen die doorgaans als zwak werden afgetekend. Tot op de dag van vandaag oogt “Portret van de hertogin  De la Salle” modern en is het vrouwtype herkenbaar.

In 2001 werd het schilderij dollar door mode-ontwerper Wolfgang Joop bij Sotheby’s verkocht voor 4,5 miljoen dollar aan een onbekende privé-verzamelaar.

Tamara de Lempicka

zondag 22 juli 2018

Meredith Frampton, “Marguerite Kelsey”


Meredith Frampton, “Maguerite Kelsey”, 1928, 120,8 x 142,2 cm, Tate Britain

Meredith Frampton 1894-1984), zoon van beeldhouwer George Frampton en schilderes Christabel Cockerell, was een Brits kunstschilder die vooral bekend werd door zijn modern-realistische portretten, waarbij hij zich liet inspireren door neo-classicisten als Ingres, David, Gérard en Fragonard. Ook werkte hij als officieel oorlogsschilder in zowel WO I als WO II. Vanaf het begin van de jaren vijftig ging zijn gezichtsvermogen dermate achteruit dat hij stopte met schilderen.

Exemplarisch voor Framptons stijl is zijn portret van Marguerite Kelsey (1908-1995) uit 1928. Kelsey was een professioneel schildersmodel, gekend om haar gratie en het vermogen om lang in eenzelfde pose te blijven zitten. Frampton portretteert als een geidealiseerde elegante schoonheid, zonder de extravagantie van de Roaring Twenties. Ze draagt een neutrale effen crèmekleurige jurk zonder enige opsmuk, geheel overeenkomstig de sobere eenvoud van het interieur en magnolia’s op tafel. Het ingetogen kleurenpalet en de bleke huid van het model versterken de sfeer van zedige deugdelijkheid. Alleen de rode schoenen springen eruit, als een dissonerend accent. Merkenswaardig is dat Frampton zowel de jurk als de schoenen zelf had uitgezocht.

Frampton portretteerde vaak dames uit de toenmalige upper-class van het type dat de Charleston aan zich voorbij liet gaan. Ook het portret van Marguerite Kelsey lijkt op het eerste oog een werk in opdracht. Er zit een bedoeling achter het schilderij. Bewust beeldt hij Kelsey liggend af. Waar de modeste lange jurk in staande positie nauwelijks iets van haar vormen te zien zou hebben gegeven, doet het dat nu nadrukkelijk wel. Haar taille, benen en taille tekenen zich duidelijk af en zelfs de tepel van haar rechterborst tekent zich af. Hij zet Kelsey neer als een afstandelijke dame, maar tegelijk verzonken in een dromerij, de vraag oproepend waar ze aan denkt. De suggestie is dat er onder de koude buitenkant passie en hartstocht gloeit, welke slechts moeizaam aan de oppervlakte komt, maar wel degelijk aanwezig is. Het doet enigszins denken aan filmactrices uit het zwartwit tijdperk, of werken van Ingres of Gérard. Alleen de rode schoentjes breken fijntjes uit, als een summiere vorm van verzet.

             
           Gérard, “Portrait de Juliette Récamier”, 1802
Ingres, “Louise de Broglie”, ca. 1846


vrijdag 20 juli 2018

William Merritt Chase, “The Keynote”


William Merritt Chase, “The Keynote”, 1915,
50,6 x 40,5 cm, Tate Britain

Ik zag een boek in de winkel, van Veerle Janssens. Het had het hierboven getoonde schilderij op de cover:  “The Keynote” van William Merritt Chase. Chase herkende ik meteen. De titel van het schilderij zocht ik op in de colofon en tekende ik op in mijn telefoon. Het boek legde ik terug, vooralsnog. Thuis wist ik te vinden dat het afgebeelde model waarschijnlijk een van de dochters van de schilder betrof, mogelijk Dorothy, die piano speelde. Verder geen informatie.

We zien een jonge vrouw achter een piano. De compositie is afgewogen. Het model zit in een asymmetrische houding achter de piano, waarmee activiteit wordt gesuggereerd. Ze gaat gekleed in een blauwe jurk met een grote strik, waarvan de toonstelling als een vagelijk schijnsel terugkomt in het sobere kleurenpalet van de rest van het schilderij. De afgebeelde vrouw slaat volgens de titel een grondtoon aan, mogelijk voor iemand buiten beeld aan wie ze les geeft. Chase doet vaker activiteit buiten het beeldvlak vermoeden, net zoals hij ook vaker vrouwen van op de rug bezien afbeeldt.

Op congressen wordt de belangrijkste spreker wel eens “keynote speaker” genoemd. Niemand weet nog wat keynote betekent, maar iedereen snapt meteen dat je deze niet mag missen. Het geeft de grondtoon aan, als de dirigent van een orkest. Misschien raakt Chase hier wel de grondtoon van wie ik ben. Soms voel je het meteen en weet je: dit ben ik. Dit raakt de kern van wie ik ben. De keynote waar ik steeds naar op zoek ben.

Schilderijen in “Rückenansicht” hebben me altijd gefacineerd. Het wordt zomer en ik volg de meisjes vanuit het terras, bezie ze van achteren. Eigenlijk mogen ze niet omdraaien. Niet alleen omdat het meestal tegenvalt, maar vooral om de verwachting in tact te houden. Misschien is dat het wel.

donderdag 19 juli 2018

Valkuiltje

Henri Gervex, “Rolla”, ca. 1878


    Als kabouter Prak goed en wel is begraven gaat hij snel naar huis. Hij eet een sneetje eikeltjesbrood en buigt zijn vorkje krom.
    "Ik mag wel opschieten", zegt hij tegen Mina: "anders wordt ik misschien straks nog een keer  geboren".
    "Pas maar op dat je niet opnieuw in een valkuiltje trapt", zegt Mina.
    Mina reikt hem gedienstig een nieuw vorkje aan en kabouter Prak geeft de lepel terug. Eikeltjesbrood kun je niet lepelen. Eikeltjesbrood met bosbessen. Lekker!
    Kabouter Prak buigt zijn vorkje weer krom.
    "Ik mag wel opschieten", zegt hij tegen Mina: "anders wordt ik straks alweer geboren".
    "Pas maar op dat je niet in het valkuiltje trapt", zegt Mina, en ze reikt hem gedienstig een lepeltje aan.

woensdag 18 juli 2018

Te laat

George de la Tour, “La Madeleine aux deux flammes”, ca. 1640


                                      TE LAAT

                                      Knoop dit 
                                    
                                                               in je oren. biete

                                      luister naar mijn raad

                                      als de sint komt   weer gevaren

                                      is het al te laat

                                      toet,  de stoomboot
                                      zwarte pieten

                                      donkere wolken
                                      regen ​         gieten

                                      wervelt ​ cirkel   de orkaan

                                      zeg me,  lieve sint en pieten,

                                      wat bij God heb ik gedaan!

dinsdag 17 juli 2018

Beokenmanie

Fragonard, “La Liseuse”, 1770-1772

Vroeger wist in in elke stad waar de antiquariaten zich bevonden. Ik weet nog steeds waar ze zaten. De meeste zijn weg, weggevaagd door het internet. Uit gewoonte loop ik nog steeds een Bruna binnen, of als ik geluk heb een grotere boekhandel, maar de charme is eraf. Hoe groot ook het assortiment, het is alles niks, allemaal aanbod op basis van de sterrenrecenties uit de krant en besprekingen op de televisie. De eigen signatuur van de boekwinkel is weg.

Op DWDD worden maandelijks nieuwe boeken besproken die je gelezen moet hebben. Waarom zou je nog nieuwe boeken kopen? Er zijn er al zo veel, meer dan je ooit kunt lezen. De oude zijn niet slechter dan de nieuwe, meestal beter. Er zijn zo vreselijk veel boeken op de wereld die ongelezen blijven, of hooguit eenmaal gelezen zijn. In onze eigen boekenkast, maar ook bij anderen. Kijk eens op Marktplaats, Boekwinkeltjes op andere sites. Een bodemloze boekenzee van klassiekers en vergeten meesterwerken, kunstboeken, geschiedenis, gelezen en opgeborgen, tot het onwaarschijnlijke moment dat iemand het stof er weer af blaast. Voor een habbekrats mag je ze hebben.

Op het internet zoeken is anders dan snuffelen in een stoffige winkel. In antiquariaten ben je aan het toeval overgeleverd, aan wat er staat, wat ik altijd heerlijk vond, want het toeval bracht altijd mooie verrassingen. Een geluksgevoel. Op internet zoek je gerichter. Als je geduld hebt is alles te vinden. Ontelbare boeken. Allemaal zijn ze ooit door iemand geschreven en gelezen door weinigen of velen. Het gros is vergeten, weggedaan door nabestaanden die ze niet meer willen hebben, na een overlijden of een gang naar het verpleeghuis. En met elke persoonlijke bibliotheek die zo het internet binnenstroomt verdwijnt weer een stukje van iemands persoonlijkheid. Soms vind ik nog een aantekening, in de kantlijn. Alles in de kantlijn.

Ik heb ruim 2000 boeken, meer kan ik niet huizen. Bijna evenveel bandjes zijn er in de afgelopen decennia al uit mijn collectie verdwenen, vooral omdat er meer bij kwamen dan er bij konden, soms voor een betere vertaling of een mooiere uitgave. Ik heb inmiddels een collectie met vrijwel uitsluitend prachtige uitgaven. Goed nog voor de verkoop. De rommel is weg. Vraag is wat er mee gaat gebeuren straks. Wie zal erom malen. Behalve ik dan, vanuit mijn graf.

maandag 16 juli 2018

Kunstmarkt


Gérôme, "Pygmalion en Galatea", 1890

Ik ben naar een kunstmarkt geweest. Een kennis had er een kraampje. Het was mooi weer, het was druk. Ik was in goed gezelschap en het was gezellig.

Als je je een beetje bezig houdt met kunst is zo’n markt niettemin een wat trieste bedoening. Je ziet meteen dat ook maar het kleinste greintje genialiteit dat nodig is om tot echte kunst te komen ontbreekt. In alles, zonder uitzondering. Sommigen maken best aardige dingen, af en toe is het zelfs mooi, het is leuk voor in de familie of kennissenkring, maar verder moet je eigenlijk niet willen gaan. Dan is zelfs zo’n kunstmarkt te groot.

zondag 15 juli 2018

Zonder kinderen


Marie Bracquemond, "Thee in de middag", 1880

Uit Eline Vere:

“Maar weet je wat ik geloof, dat je fout is? Je bent te gevoelig, je trekt je teveel aan. Wapen je toch meteen grote dosis onverschilligheid in de strijd van het leven. Zie je, we zijn nu eenmaal in dit leven, we moeten leven, we moeten mee. Laten we het dus zo aangenaam mogelijk maken. Jij... je hebt er de middelen voor, je hebt voor kind noch kraai te zorgen, je zou kunnen leven voor je eigen genot. Maar je denkt teveel en veel denken maakt ongelukkig. Ik? Ik denk nooit. Ik heb impulsies, ik heb invallende gedachten, maar ik denk niet. Gelukkig niet. Ik filosofeer nu, maar ik denk niet”.

Couperus beschrijft een eenvoudige maar elementaire waarheid. En passant laat hij zich echter wel ontvallen dat Eline kind noch kraait heeft om voor te zorgen. Couperus zelf trouwens ook niet. Coetzee heeft ooit eens treffend  geanalyseerd hoe mensen die geen kinderen hebben iets essentieels missen in het leven. Kinderen maken het leven anders, geven zin. Alle leven is gericht op het voortbestaan van dat leven. Ook dat is een elementaire waarheid, in al zijn eenvoud. Voortdurend proberen we die twee waarheden met elkaar in lijn te krijgen. Nooit kan dat 100% lukken.

donderdag 12 juli 2018

Stieglitz: “The Terminal”


Alfred Stieglitz, “The Terminal”, 1893

Alfred Stieglitz (1864-1946) werd geboren als zoon van succesvolle Duitse emigranten in Amerika. In 1880 ging hij studeren in Berlijn en ontdekte tijdens lessen scheikunde zijn passie voor fotografie. In 1890 keerde hij terug naar New York en werd daar een der eersten die foto’s maakte van het alledaagse stadsleven. Met een soft focus creëerde hij romantische beelden die aan de wieg stonden van de kunstfotografie en van de stroming van het picturalisme in het bijzonder.

Een van Stietglitz’ mooiste foto’s uit die beginperiode is “The Terminal”, genomen bij het eindstation van de beroemde paardentramlijn die van Fifth Avenue naar Harlem op en af ging. Stieglitz herinnerde zich het moment waarop hij het plaatje vastlegde: “Vaak sjokte ik troosteloos door de straten. Op een gegeven moment stak een sneeuwstorm op en zocht ik beschutting. Ik stond pal voor het postkantoor. Het was extreem koud. De straat was bedekt met sneeuw. Een voerman in een regenjas gaf water aan zijn dampende trekpaarden. Hoeveel geluk die paarden niet hadden, zo voelde het, dat er iemand was die voor hen zorgde. <...> De dampende paarden die water kregen op een koude winterdag, de sneeuwbedekte straten, het gaf uitdrukking aan mijn particuliere gevoel van eenzaamheid in mijn eigen land. Het raakte het mijn diepste emoties. Ik fotografeerde wat ik voelde van binnen”. 

Stieglitz maakte in diezelfde dagen nog een foto van de paardentram, getiteld “winter, Fifth Avenue”. Na zijn enthousiasme over “The Terminal” was hij de tram in de ijskou bewust gaan opwachten. Theodore Dreiser, een groot bewonderaar van Stieglitz, schreef over “Winter, Fifth Avenue”: “De opwaaiende ijzel en de ongerieflijke atmosfeer tekent zich uit in een oncomfortabele verleiding”. Die verleiding voel ik ook bij het zien van Stieglitz’ foto’s. Alsof hij fotografeert wat ook ík voel van binnen”.


“Winter, Fifth Avenue”, 1893


dinsdag 10 juli 2018

Pijnstiller

Cilde Hassam, “Rainy Day, New York”, 1892



                                        PIJNSTILLER


                                        Dit 
                                        doet 
                                        pijn
                                        laat 
                                        mij 
                                        stil
                                        een         traantje
                                        drogen
                                        op de wang
                                        voelt  lekker zacht
                                        als een kus
                                        had 
                                        nooit 
                                        ​zo mogen
                                        zijn
                                        goede
                                        nacht.

maandag 9 juli 2018

Richard Phillips

Richard Philips, “Scout”, 1999

Richard Phillips (1962) is een Amerikaans kunstschilder, opgeleid in een klassiek-academische stijl, bekend geworden door zijn hyper-realistische schilderwerken, vaak portretten, op groot formaat. Zijn werk sluit aan bij de pop-art van Andy Warhol, die zijn grote voorbeeld was. Vaak werkt hij in series. Regelmatig maakte hij ook producties voor de reclame-industrie.

Phillips’ schilderijen kenmerken zich door een zekere ambiguïteit. Enerzijds doet hij een appèl op schoonheid en alles wat door de moderne westerse mens aantrekkelijk wordt gevonden, onweerstaanbaar, anderzijds creëert hij afstand, hij toont iets onbereikbaars, een illusie. “Kunst is illusie”, zei hij ooit, “net zoals reclame, televisie, film, politiek, succes. Alles draait om de beeldvorming. Niets is echt”. Phillips neemt foto’s als uitgangspunt voor zijn schilderijen, niet als inspiratie, maar naar eigen zeggen vooral om ze te analyseren.

“Scout” maakt deel uit van een reeks uit einde jaren negentig waarin Phillips het optimisme van de softporno-industrie uit de jaren voor de aids-epidemie “analyseert”. Alles kon, alles mocht. Door een serie hoog-erotische portretten op enorm formaat te presenteren, als een soort reusachtig pornomagazine, maakt hij er bijna iets afschrikwekkends van, maakte hij de uit haar voegen geraakte perceptie van seksualiteit bijna voelbaar. Je voelt schaamte, verbazing dat het zover heeft kunnen komen. Tekenend is dat “Scout” op de cover prijkt van een Taschen boek uit 2005, over moderne kunst, maar dan zonder dat de borsten van het meisje zichtbaar zijn. Ook bij googelen is wordt steeds alleen haar gezicht weergegeven, wat de essentie ontneemt, maar weer een andere boodschap geeft.

Alles is illusie, luidt het adagium van Phillips. Ook in de politiek. Che Guevara was vooral zo populair omdat hij zo mooi op de foto paste, zijn ideeën waren bijzaak. Voor de door hem geportretteerde Chileense communiste Camilla Vallejo geldt iets vergelijkbaars. Alles draait om beelden, beeldvorming, verkopen van illusies. Vraag is wat haar drijft, of er nog iets waarachtigs in haar schuilt? Uiteindelijk worden het allemaal slaven van hun eigen beeldvorming. Of het erg is? Als we het maar weten, denk ik dan, als we er maar doorheen kunnen kijken. Kunstenaars als Phillips helpen daarbij. En dan kan het zelfs weer mooi zijn.

Enkele portretten door Phillips

De Chileense communiste Camilla Vallejo 
Miss Parkett
Linsay Lohan

zaterdag 7 juli 2018

Muybridge, “Sausalito vanaf de N.P.C.C.R Wharf, zicht vanuit het zuiden”

Muybridge, Sausalito vanaf de N.P.C.C.R Wharf, zicht vanuit het zuiden
10 x 9,5 cm, 1868, albuminedruk, MOMA, New York

Eadweard Muybridge (1830-1904) is de man van de bewegingsstudies. Ik heb een boek van hem liggen. Al bladerend stuitte ik een foto uit 1868: “Sausalito vanaf de N.P.C.C.R Wharf, zicht vanuit het zuiden”. Het stond ergens in de inleiding, maar het trof me meer dan alles wat daarna kwam. Het zet je terug in de tijd, 150 volle jaren, doet een besef ontwaken dat het verleden werkelijk heeft bestaan: alles gaat voorbij, zonder te verdwijnen. Misschien schrijf ik daarom wel dit blog.

Mubridge emigreerde in 1852 vanuit Engeland naar Amerika. Hij kwam aan in New York, maar reisde korte tijd later door naar San Francisco, aangestoken door de goudkoorts die daar toen heerste. Hij werd geen goudzoeker maar begon met succes een boekhandel. In 1861 keerde hij met gezondheidsproblemen terug naar Engeland, om uiteindelijk in 1866 weer terug te keren naar San Francisco. Vanaf die tijd zou hij zich toeleggen op de fotografie. Hij maakte excursies naar Yosemite Valley en fotografeerde er landschappen in de stijl van de Hudson School. Ook maakte zichten van San Francisco, die hij in 1870 zou bundelen in het eerste fotoboek van de stad.

Sausalito vanaf de N.P.C.C.R Wharf, zicht vanuit het zuiden” Toont een eenzame figuur die uitkijkt over een van de binnenhavens van de San Francisco. De explosieve expansie van de stad na de goudkoorts is tot rust gekomen. Op de achtergrond zien we een van de nieuwe boten die passagiers en goederen naar het nabij gelegen, maar niet per weg bereikbare Sausolito voeren. Muybridge schrok er niet voor terug om links voor de houten balken via bewerking van het negatief een regelmatigere structuur te geven, hetgeen te boek staat als een van de eerste fotomanipulaties. De foto straalt rust uit, contemplatie, doet vermoeden dat Muybridge een zachtaardige romantische dromer was.

Muybridge stond echter bekend als heetgebakerd. In 1874 kwam hij erachter dat zijn vrouw een verhouding van met de mijnwerker Harry Larkyns en dat deze mogelijk ook de vader was van zijn kind. Hij zocht zijn rivaal op in de mijn waar hij werkte, trof hem bij het kaarten en schoot hem terplekke dood. De andere mijnwerkers rekenden hem vervolgens in, maar begin 1875 werd hij gewoon weer vrijgesproken, na inmenging van de gouverneur van California Leland Stanford, die hem kort daarvoor een opdracht had gegeven voor een bewegingsstudie van een paard in galop, welke een antwoord moesten geven op de vraag of een paard in galop daadwerkelijk los komt van de grond. Zo’n belangrijke opdracht mocht natuurlijk niet in gevaar komen.


vrijdag 6 juli 2018

Altijd dieper


Richard Berg, “Na het poseren”, 1884
Uit een oud schrijfschriftje:


     “Zei jij nou net dat je het in het café, bij de borrel, misschien wel met me eens zou kunnen zijn? Maar hier, op het werk niet”

    “Ja, dat kan ik goed gezegd hebben. Werken is een spel. Misschien is het hele leven wel een spel. Een toneelstuk. We spelen onze rollen, in elke situatie weer een andere. Steeds weer voldoen aan steeds verschillende verschillende verwachtingen. Steeds stellen we weer nieuwe eisen aan onszelf. Nooit zijn we dezelfde. Zelden tonen we ons zoals we zijn. Wie zijn we trouwens? Consistentie kun je van geen mens verwachten. Dat lukt ons niet. Er zijn simpelweg teveel rollen. Door het streven naar consistentie, in gedrag en denken, raken we alleen maar in de knoop. Schuldgevoelens, vervreemding. Het is de oorzaak van een heleboel psychische problemen. Dat is niks nieuws. Freud zei het ook al.

    De ware ik ligt dieper. Die raak je niet in je dagelijkse rolgedrag. Maak je niet te druk over al die inconsistenties. Probeer er een beetje boven te gaan hangen. Schep je eigen orde. Vol van tegenstrijdigheden.

    De ware ik ligt altijd dieper. Soms raak ik die in een boek dat ik lees. In de muziek waarnaar ik luister. In mijn gemijmer van alledag of in de stukjes die ik schrijf. Nu misschien, een beetje. Maar morgen moet ik vroeg weer aan het werk en zet ik mijn andere petten weer op. We moeten leven, vooruit. Of ik dat treurig vind? Nee hoor. Zo gaat het en ik voel me er prima bij. Daar zie ik geen enkele tegenstrijdigheid in”.

dinsdag 3 juli 2018

Kruisje


Mary Cassatt, “Het boottochtje”, 1893-1894

    Ik loop op het trottoir. Trage pas. Een moeder met haar dochtertje, een kleutermeisje nog, lopen voor me. Waar gehoord:
    "We hebben van de juffrouw kruisje geleerd".
    "Zo, en hoe gaat dat dan?".
    Het meisje slaat een groot kruis met haar linkerhand, van boven naar beneden, heel juist, en dan van de rechterschouder naar de linker.
    "Zozo", zegt de moeder, "maar moet dat niet met de andere hand? En andersom?".
    "Nee. Zó heeft de juffrouw het gezegd".
    Ze slaan af naar rechts en verdwijnen uit mijn zicht.

    Mooi toch, hoe kinderen een natuurlijke autoriteit aan hun leekracht toekennen. Ik glimlach even. Ik ben niet zo van de natuurlijke autoriteit, maar op die leeftijd is het aandoenlijk. Goed ook dat het over gaat. Bij sommigen tenminste.

maandag 2 juli 2018

Herbert Ponting: "Grot in een ijsberg, in de verte de Terra Nova"

Ponting: "Grot in een ijsberg, in de verte de Terra Nova", 1911
Herbert Ponting (1870-1935) werd in 1910 uitverkoren om als fotograaf mee te gaan met de Terra Nova-expeditie van kapitein Robert Falcon Scott. Hij werd daarmee de eerste professionele fotograaf op de polen. Van december 1910 tot februari 1912 participeerde hij als volwaardig expeditielid in Scotts kamp op Kaap Evans op Antarctica. Hij maakte een grote serie met veel gevoel voor effect gecomponeerde foto's, op glasplaten van 17,8 x 12,7 cm, welke hij tot een verbazingwekkend hoge kwaliteit ontwikkelde in een zelfgebouwde doka in het kamp. Met name zijn panorama’s worden nog steeds tot de beste uit hun soort gerekend. Zijn portretten van Scotts team hebben een vormelijke waardigheid die als illustratief wordt gezien voor heroïek van de onderneming. 

Toen Scott met een aantal van zijn mannen in februari 1912 vertrok voor zijn beroemd geworden tocht naar de Zuidpool, werd van Ponting als man van middelbare leeftijd niet verwacht dat hij meeging. Met het Terra Nova-schip reisde hij terug naar Engeland. Afgesproken was dat hij met de publicatie van de foto's zou wachten op de terugkeer van Scott, die ze wilde gebruiken in lezingen, mede ook ten behoeve van fondsenwerving. De catastrofale afloop van Scott's tocht naar de Zuidpool, waarbij alle expeditieleden omkwamen, legde de aandacht in eerste instantie vooral op de teruggevonden dagboeken en door Scotts metgezellen zelf gemaakte foto's tijdens de tocht. Na de Eerste Wereldoorlog kwam ook zijn fotowerk sterk in de belangstelling te staan, mede door de publicatie van zijn fotoboek "Het eeuwige ijs: de Zuidpool-expeditie van Kapitein Scott" in 1920.

Op 5 januari 1911 maakte Ponting een reeks foto's vanuit een grot. De zon verlicht de buitenrand van de opening als ware het een omlijsting. In de opening zien we twee expeditieleden: de geoloog Thomas Griffith-Taylor, wat zonderling met een wandelstok, en de meteoroloog Charles Wright. Het opnemen van mensen geeft een idee van de schaal. De dappere ontdekkingsreizigers lijken kwetsbaar en vallen in het niet bij de onherbergzame ijsmassa. de verte ligt het schip de Terra Nova, dat de leegheid van het landschap accentueert. De ijspegels lijken de tuigage van het schip net te raken, als een symbool voor de dreiging die de cultuur vormt voor de natuur.

Scott schreef in zijn journaal over deze foto: "Ponting is betoverd door een blik op het schip vanuit een grot in een ijsberg en wilde er foto's van nemen. Hij maakte enkele prachtige beelden. Ik ging met hem mee naar de ijsberg en moest toegeven dat ik zelden iets mooiers had gezien dan deze grot. Het was eigenlijk een spleet in een hellende berg parallel aan het oorspronkelijke oppervlak. De lagen waren aan weerskanten naar buiten gebogen. Door de achterkant zagen we de hemel door een scherm van prachtige ijspegels - hij leek purper, misschien door het contrast met het blauw van de grot of door een optische illusie, dat weet ik niet. Door de grotere ingang zijn, doorheen de ijspegels, het schip, de westelijke bergen en een lila hemel zichtbaar. Een schitterend tafereel!"

Pontings foto's toonden honderd jaar geleden een geheel nieuwe wereld. Ze betoveren echter nog steeds. Dat ook Scott persoonlijk dit tafereel heeft gadegeslagen geeft het nog een extra dimensie. Scott was een held zoals je ze vandaag de dag niet meer tegenkomt. Ik wordt een beetje weemoedig als ik naar deze foto kijk. Een schitterend tafereel, verzucht ook ik.

Twijfel


Menzel, “Woonkamer met zus van de kunstenaar”, 1847

Lang geleden ooit opgeschreven:

Scepsis is de enig juiste levenshouding. Twijfel aan alles!
   
Ik zal niet zeggen dat ik weet. Ik zal zeggen dat ik niet weet. Niets.

Het gaat nooit om de kennis, Sowieso niet om de kennis. Kennis is negatie, hooguit. Op zijn best weten dat het niet klopt. Ik kan meningen van anderen bekritiseren, afwijzen, maar zal er nooit een eigen overtuiging tegenover plaatsen. Niemand die het echt weet. Ook ik niet. 
    
Wat moeten we beginnen met beginselen, tien geboden, wettelijk strafrecht... Zodra je iets op papier zet wordt het gevaarlijk. Zij die claimen de wijsheid in pacht te hebben zijn gevaarlijk. Mensen die poneren, uitleggen hoe de wereld in elkaar steekt. Daar is alle ellende mee begonnen. Ga ze niet geloven!

Scepsis is de enig juiste levenshouding. Twijfel aan alles!