In december 1969 kreeg ik voor Sinterklaas en voor mijn verjaardag mijn eerste plaatjes. Singeltjes. Ik was er vroeg bij, amper tien. Eentje van de Beegees herinner ik me, maar ook Come together van de Beatles, met Something op de B-kant. Een bepalend moment. Meer als een halve eeuw geleden. Het begin van een eigen smaak. Een goede smaak, al zeg ik het zelf. Toen al vond ik Something zeker zo mooi.
Ik hield een schriftje bij met fotootjes van bandjes, die uitknipte ik waar ik maar kon. Toen de Beatles uit elkaar gingen plakte ik het krantenbericht in dat schriftje. Dat schriftje is al lang kwijt. Toen mijn moeder verhuisde heb ik er nog vergeefs naar gezocht. Het was al lang opgeruimd. Zoals alles uiteindelijk wordt opgeruimd. Straks ook mijn boeken, mijn herinneringen. Aan alles komt een eind.
Vorige week was ik met een collega in het theater en zag de Analogues, die Abbey Road speelden. Muziek kent geen ontwikkeling, zo blijkt maar weer. Beter is het nooit geworden. Wat in feite voor alles geldt. Ik zie weer het jongetje met de pickup. Mijn moeder die het niet snapte. De benauwde moraal. Het troosteloze uitzicht. Een verloren tijd waar ik niet meer naar verlang.
En toch dan die weemoed. Meer als bij McCartney zelf. Die komt niet in het theater.
Ik nog wel. Gelukkig maar. Het was mooie avond.