Caspar David Friedrich, “Opkomst van de maan boven de zee”, 1822, olieverf op doek, 55 × 71 cm, Alte Nationalgalerie, Berlijn |
Michel Onfray formuleert in “Vulkanisch verlangen” wat in zijn ogen een roman groots maakt: het vermogen een wereld te laten verrijzen die verder reikt dan onze wereld, een sublieme werkelijkheid om ons te troosten voor de middelmatige werkelijkheid waarmee we het moeten doen.
Het hoeven geen sprookjes te zijn. Onfray zelf is het ook niet gelukt. Hij trekt mij er niet bovenuit. Soms, even, bij momenten.
Steeds vaker denk ik dat het zien van die sublieme werkelijkheid ook iets met levensfase heeft te maken. Tussen laat ik zeggen mijn vijftiende en mijn vijfendertigste kwam ik het bij voortduring tegen. Leefde ik met boeken. Droomde ik nog van een andere wereld. Met het klimmen der jaren droom je anders. Lees je anders. Ontdek je steeds minder grootse romans. Maar het vreemde is het oude gevoel nog het beste terugkomt bij het herlezen van je oude liefde. Ik bestel weer de nieuwe vertaling van Hamsuns “Honger”. En nieuwe vertalingen uit de Russische Bibliotheek. Binnenkort als het zomer is herlees is andermaal “De Toverberg”. Ik wordt al blij als ik eraan denk.