Friedrich, “Der Wanderer über dem Nebelmeer”, ca, 1817 |
Voor insiders (wie zijn dat nog?) Ik rommel wat op mijn boekenzolder.
Ik heb meerdere biografieën van Hamsun, gelezen ook. Niet altijd tot groot genoegen. Altijd heb ik gedacht dat ik dat beter kom. Hem beter begreep. Beter voelde wat hem dreef.
Hamsun is geen man van grote ideeën. Geen man van de vooruitgang. Hij wordt niet gedreven door rede, maar door een diepe drang tot zelfbevestiging, als uiterste consequentie van persoonlijke vrijheid. Zijn personages handelen bijna altijd tegen hun eigen zelfbelang in, omdat ze niet anders kunnen, alleen om hun vrije wil te tonen, hun persoonlijkheid te bevestigen, omdat koppigheid ze liever is dan welk belang dan ook, omdat ze weigeren zich te laten uitrekenen, omdat ze een mens willen zijn en geen automaat, geen radertje in een fabriek. Overstelp de mens met geluk en uit pure ondankbaarheid zal hij je toch nog een streek leveren. Omdat hij mens is en vooral dat wil laten zien.
Hamsun doet niet wat het verstandigste is of in zijn eigen voordeel, maar wil kunnen doen waar hij zelf zin in heeft. Kunnen bepalen wie mag leven en wie niet, niet echt misschien, want dat mag je niet denken, maar wel als een “waarachtig mens”, die zijn eigen wetten bepaalt, het idee van een krachtige “Übermensch”, maar dan voorbij goed en kwaad, voorbij zelfs onze menswording. Hamsun was een man van zelfbevestiging, in zijn romanpersonages soms met zelfmoord als ultieme consequentie, in een laatste roep om menselijkheid. Met betrekking tot zijn eigen leven verwoordt hij die zelfbevestiging in zijn autobiografische geschrift “Langs overwoekerde paden”, dat hij schreef toen hij bijna negentig was. Het maakt de cirkel rond naar zijn vroege romans en zou het uitgangspunt kunnen zijn voor een naar binnen gekeerde biografie die verklaart wie hij was. Ik heb het nog nergens gelezen. Maar gelukkig zit ik vol nog met plannen.