Marie Bracquemond, “Op het terras in Sèvres”, 1880 |
Mulisch had na het millennium geen inspiratie meer, helaas. Writers block, zeggen ze dan. Nu ben ik geen romanschrijver, maar herken het gevoel. Vaak heb ik erover gedacht een boek te schrijven. Vaak heb ik nagedacht over een thema. Zeg het maar. Het is er noot van gekomen. Nooit heb ik met enthousiasme een inspirerend onderwerp kunnen bedenken. Nooit voor langer dan even.
Dichters raken nooit door hun onderwerpen heen, waarschijnlijk omdat ze er op een andere manier afhankelijk van zijn. Een dichter hoeft geen onderwerp te hebben, het dient zich aan, vanzelf, of bijna vanzelf dan toch. Zo heb je een leeg blad, zo is het gevuld van poëzie, of wat daar voor doorgaat. Een kleine intrusie kan voldoende zijn voor een startzin en de rest volgt vanzelf.
Een goede roman schrijft zichzelf zei Mulisch, die beweerde dat hij het tijdens het schrijven zelf net zo net zo benieuwd was naar het einde als zijn uiteindelijke lezer. Zo moet je schrijven. Maar hij werkte wel vanuit een idee, altijd. Als de grote gedachte er niet was kwam hij niet vooruit, zoals na Siegfried, zijn laatste roman, dat misschien wel te groot was. Te groot om te overtreffen. Te goed.
Ik zou mezelf willen overtreffen, ooit. Of het er nog inzit? God weet! We blijven dromen. Als ik het licht nog een keer zie, en tijd van leven heb, wil ik best een keer beginnen. Maar alleen als ik echt de geest krijg, als ik zeker weet dat het een meesterwerk wordt. Voor minder doe ik het niet. Rommel is er al genoeg geschreven. Dat moet Mulisch in zijn laatste jaren ook gedacht hebben, of zoiets.